AP44 Gebruikershandleiding NEDERLANDS www.simrad-yachting.
Voorwoord Afstandverklaring Omdat Navico continu werkt aan het verbeteren van zijn producten, behouden wij ons het recht voor om op elk gewenst moment wijzigingen in het product aan te brengen, die mogelijk niet in deze versie van de handleiding worden beschreven. Neem contact op met uw dealer als u hulp of meer informatie nodig hebt.
Garantie De garantiekaart is als afzonderlijk document meegeleverd. In geval van vragen bezoekt u de website van uw merk display of systeem: www.simrad-yachting.com. Complianceverklaringen Deze apparatuur voldoet aan: • CE volgens EMC-richtlijn 2014/30/EU • De eisen voor niveau 2-apparatuur van de Radiocommunicatienorm 2008 (elektromagnetische compatibiliteit) De relevante conformiteitsverklaring is beschikbaar in de relevante productsectie op de volgende website: www.simrad-yachting.com.
handleiding kan gedownload worden van www.simradyachting.com.
Voorwoord | AP44 Gebruikershandleiding
Inhoud 9 Inleiding 9 10 11 Handleidingen Voorpaneel en knoppen AP44 De stuurautomaatpagina 12 Basisbediening 12 12 13 14 Veilige bediening met de stuurautomaat De unit in- en uitschakelen Bedienen van het menusysteem Display instellen 16 Stuurautomaatmodi 16 16 16 17 18 19 20 20 23 27 Selecteren van een stuurautomaatmodus Stand-bymodus Modus Follow-Up (FU) Automatische modus (vaste koers) Wind-modus De modus Geen drift Vaarrichting vastleggen De modus NAV Sturen met wendpatroon Gebruik van de stuurau
51 Onderhoud 51 51 51 52 Preventief onderhoud Reinigen van de display-unit Aansluitingen controleren Software-update 54 Menu-stroomschema 56 Technische specificaties 57 Tekening met afmetingen 58 Termen en afkortingen 60 Ondersteunde gegevens 60 60 8 NMEA 2000 PGN (verzenden) NMEA 2000 PGN (ontvangen) Inhoud | AP44 Gebruikershandleiding
1 Inleiding De AP44 is een stuurautomaatsysteem dat bestaat uit op een netwerk aangesloten display en bedieningspaneel. Het apparaat is compatibel met een reeks stuurautomaatcomputers van Navico, waaronder de AC12N, AC42N, NAC-2, NAC-3 en SG05.
kan worden gedownload van de productwebsite www.simradyachting.com. Voorpaneel en knoppen AP44 STBY MENU X 1 2 3 MODE AUTO 4 5 1 Knop STBY Druk in om de stuurautomaat op standby te zetten.
3 Draaiknop Werking bij menu's en dialoogvensters: • Draai om in menu's en dialoogvensters omhoog of omlaag te navigeren • Draai om een waarde aan te passen • Druk in om een optie in het menu te selecteren en het volgende menuniveau te openen In de FU-modus: • Draai om de roerhoek in te stellen In de AUTO-, Geen drift- of Wind-modus: • Draai om de ware koers, de grondkoers of de windhoek aan te passen 4 Knop MODE Druk in om de moduslijst te openen 5 Knop AUTO Druk in om de stuurautomaat op de AUTO-modu
2 Basisbediening Veilige bediening met de stuurautomaat Waarschuwing: Een stuurautomaat is een handig hulpmiddel bij het navigeren, maar kan een menselijke navigator NIET vervangen. Waarschuwing: Zorg dat de stuurautomaat voor gebruik correct geïnstalleerd, in bedrijf gesteld en gekalibreerd is.
verdere configuratie kan later worden uitgevoerd, zoals beschreven in "Software installeren" op pagina 32. Slaapmodus In de slaapmodus wordt het achtergrondlicht voor het touchscreen en de toetsen uitgeschakeld om energie te besparen. Het systeem blijft op de achtergrond actief. U selecteert de slaapmodus in het dialoogvenster Display instellen, te activeren door de knop MENU ingedrukt te houden. Schakel vanuit de slaapmodus naar normale werking door de knop MENU kort in te drukken.
Geselecteerd veld Veld in bewerkingsmodus Ú Notitie: U kunt op elk gewenst moment op de knop MENU drukken om een dialoogvenster te sluiten zonder gegevens op te slaan. Display instellen De scherminstellingen kunnen op elk willekeurig moment worden aangepast via het dialoogvenster Display instellen. Dit dialoogvenster kunt u activeren door de knop MENU ingedrukt te houden.
• Kleur nachtmodus: hiermee stelt u het kleurenpalet van de nachtmodus in • Omvormen dagkleur: verandert de achtergrondkleur van de pagina's van zwart naar wit • Sleep: schakelt de achtergrondverlichting voor het scherm en de toetsen uit om energie te besparen Ú Notitie: Alle wijzigingen in het dialoogvenster Display instellen zijn van toepassing op alle units die deel uitmaken van dezelfde displaygroep. Zie "Netwerkgroepen" op pagina 48 voor meer informatie over netwerkgroepen.
3 Stuurautomaatmodi De stuurautomaat heeft verschillende stuurmodi. Het aantal modi en functies binnen een bepaalde modus is afhankelijk van de stuurautomaatcomputer, het boottype en de beschikbare ingangen, zoals uitgelegd in de beschrijving van de volgende besturingsmodi. Selecteren van een stuurautomaatmodus Druk op de knop STBY om de modus Standby te selecteren. Druk op de knop AUTO om de modus AUTO te selecteren.
Automatische modus (vaste koers) In de modus AUTO stuurt de stuurautomaat opdrachten naar het roer om het vaartuig automatisch op een ingestelde koers te houden. In deze modus wordt eventuele drift veroorzaakt door stroming en/of wind niet door de stuurautomaat gecompenseerd (A). A • Schakel over naar de modus AUTO door op de knop AUTO te drukken. Wanneer de modus wordt geactiveerd, selecteert de stuurautomaat de huidige koers van de boot als ingestelde koers.
• Start de functie Overstag of Gijpen door de optie Overstag/ Gijpen in de lijst Modus te selecteren. - De draai begint zodra de richting in het dialoogvenster is geselecteerd. Wind-modus Ú Notitie: De modus Wind is alleen beschikbaar als het boottype is ingesteld op ZEILEN. Het is niet mogelijk de modus Wind te activeren als de windinformatie ontbreekt.
• Bevestig de overstag/gijp in het dialoogvenster. Ú Notitie: De stuurautomaat laat op de nieuwe overstag tijdelijk 5 graden afvallen zodat het vaartuig tempo kan maken. Na korte tijd gaat de windhoek terug naar de ingestelde windhoek. Ú Notitie: Als overstag of gijpen niet in het dialoogvenster wordt bevestigd, wordt het dialoogvenster na 10 seconden gesloten en wordt de overstag/gijp niet gestart.
Ingestelde koers wijzigen in de modus Geen drift U kunt de ingestelde koers aanpassen door de draaiknop te draaien. Er vindt direct een koerswijziging plaats. De nieuwe koers wordt aangehouden totdat een nieuwe koers wordt ingesteld. Ontwijken Ú Notitie: Alleen beschikbaar voor stuurautomaatcomputers AC12N/AC42N. Als u een obstakel moet ontwijken in de modus Geen drift, kunt u de stuurautomaat in de modus Standby zetten en stuurbekrachtiging of het roer gebruiken totdat het obstakel is gepasseerd.
Waarschuwing: De modus NAV mag alleen in open water gebruikt worden. De navigatiemodus mag niet gebruikt worden tijdens het zeilen; koerswijzigingen kunnen dan resulteren in een ongewenste overstag of gijp! In de modus NAV kan de stuurautomaat de boot op basis van de stuurgegevens van een externe kaartplotter naar één specifieke waypoint-locatie of naar een reeks waypoints laten varen. In de modus NAV wordt de koerssensor van de stuurautomaat als bron gebruikt voor het aanhouden van de juiste koers.
Wenden in de modus NAV Zodra de boot een waypoint bereikt, geeft de stuurautomaat een geluidssignaal en verschijnt er een dialoogvenster met de nieuwe koersgegevens. Er is een door de gebruiker ingestelde limiet voor de maximaal toegestane automatische koerswijziging op de route naar het volgende waypoint. Als de vereiste koerswijziging groter is dan de ingestelde limiet, wordt u gevraagd te bevestigen dat de aankomende koerswijziging acceptabel is.
• NAC-2/NAC-3: bevestiging koerswijzigingshoek, zie "Besturing (NAC-2/NAC-3)" op pagina 39 • AC12N/42N en SG05: navigatiewijzigingslimiet, zie "Automatisch sturen (AC12N/AC42N)" op pagina 43 Sturen met wendpatroon Het systeem beschikt over een aantal automatische stuurfuncties wanneer de stuurautomaat in de modus AUTO staat. Ú Notitie: Sturen met wendpatroon is niet beschikbaar als het type boot is ingesteld op Zeilen. In plaats daarvan wordt gebruikgemaakt van de functie Overstag/gijp.
U kunt de wending op elk moment stoppen door op de knop STBY te drukken en terug te keren naar de stand-bymodus en de handmatige besturing. C-bocht (doorlopend draaien) Met deze optie gaat de boot in een cirkel varen. • Wendvariabele: - Draaisnelheid. Als u de draaisnelheid verhoogt, maakt de boot een kleinere cirkel. U-bocht Met U-bocht wijzigt u de ingestelde koers met 180° in de tegenovergestelde richting.
B A Vierkant Met deze optie maakt de boot na het afleggen van een bepaalde etappeafstand automatisch een draai van 90°. Tijdens het draaien kunt u de hoofdkoers wijzigen door aan de draaiknop te draaien (alleen bij AC12N/AC42N stuurautomaatcomputers). • Wendvariabele: - Etappeafstand Wijde S Met deze optie zorgt u ervoor dat de boot rond de ingestelde koers giert. Stel de gewenste koerswijziging in voordat de draai wordt gestart.
DCT-wending starten: • Zorg dat de diepte-indicatie op het paneel of op een apart diepte-instrument wordt weergegeven • Stuur de boot naar de diepte die u wilt volgen, in de richting van de dieptecontour • Activeer de modus AUTO.
wordt, en zal de stuurautomaat de boot niet op de geselecteerde diepte kunnen houden. Als de waarde te groot is, neemt de overschrijding toe en wordt de sturing instabiel. - CCA. De CCA is hoek die wordt opgeteld bij of afgetrokken van de ingestelde koers. Met deze parameter kunt u de boot met langzame S-bewegingen rond de referentiediepte laten gieren. Hoe groter de CCA, hoe meer er gegierd mag worden. Als u de CCA op nul zet, zijn er geen S-bewegingen. - Ref.- diepte.
4 Trip log Het trip log is beschikbaar via het menu Instellingen. Het trip log is een tijdelijke pagina. De pagina blijft op het scherm staan totdat u op de knop STBY of AUTO drukt.
5 Alarmen Als het systeem is ingeschakeld, wordt er voortdurend gecontroleerd op gevaarlijke situaties en systeemfouten. Het alarmsysteem wordt geactiveerd zodra een van de alarmlimieten wordt overschreden. Ú Notitie: Als de sensor cruciale gegevens voor de werking van de stuurautomaat verliest (bijv. reactie van het roer) wanneer de stuurautomaat in een automatische modus draait, schakelt het systeem automatisch over naar de modus Standby.
Alarmen bevestigen Het meest recente alarm bevestigt u door op de draaiknop te drukken. Hierdoor wordt het alarmmelding verwijderd en schakelt u het alarm van alle eenheden die tot dezelfde alarmgroep behoren uit. Zolang de alarmconditie bestaat, wordt met bepaalde tussenpozen een herinnering weergegeven. Ú Notitie: Een alarm ontvangen van een netwerkapparaat dat niet van Navico is, moet worden bevestigd op het apparaat dat het alarm genereert.
Alarmhistorie In het dialoogvenster Alarmhistorie worden alarmmeldingen opgeslagen totdat ze handmatig worden gewist. U geeft de informatie over een bepaald alarm weer en wist alle alarmen in de alarmhistorie door op de draaiknop te drukken bij geopend dialoogvenster Alarmhistorie.
6 Software installeren Voordat de AP44 in gebruik kan worden genomen, moet u een aantal instellingen configureren om het systeem te laten werken zoals verwacht. Toegang tot de vereiste opties krijgt u via het menu Instellingen, bereikbaar door op de knop MENU te drukken.
Ú Notitie: Deze kalibratie dient uitgevoerd te worden op kalme zee zonder effecten van wind of getijdenstroom. • Breng de boot op kruissnelheid (meer dan 5 knopen) en • Selecteer de optie SOG referentie Als de kalibratie is voltooid, toont de kalibratieschaal het percentage waarmee de snelheid is aangepast. Afstandsreferentie Hiermee kunt u het log kalibreren via een referentieafstand. U moet opeenvolgende rondes afleggen, met het vermogen op constante snelheid, over een opgegeven route en afstand.
worden. SOG wordt getoond als vaartuigsnelheid en gebruikt voor berekening van de ware wind en de snelheidslog. Wind MHU-uitlijning (masttop-unit) Deze geeft een offsetkalibratie in graden voor het compenseren van eventuele mechanische uitlijningsverschillen tussen de masttopunit en de middellijn van de boot.
• Voor de diepte onder het wateroppervlak (de waterlijn) (C): stel de afstand van de transducer naar het wateroppervlak in als positieve waarde. Bijvoorbeeld +0,5. +0.5 -2.0 +0.0 A B C Diepte-offset achter Deze optie biedt de mogelijkheid om twee dieptewaarden weer te geven. De diepte-offset achter wordt op dezelfde wijze gekalibreerd als de diepte-offset.
Offset x A B De optie Offset wordt gebruikt ter compensatie van eventuele verschillen tussen de middellijn van de boot (A) en de lubber line van het kompas (B). 1. Zoek de peiling vanaf de positie van het vaartuig naar een zichtbaar object. Gebruik een kaart of een kaartplotter 2. Stuur de boot zo dat de middellijn van de boot op één lijn ligt met de peilingslijn die naar het object wijst. 3. Wijzig de offsetparameter zo, dat de peiling naar het object en de aflezing op het kompas gelijk aan elkaar zijn.
Automatische kalibratie Er is een volledig automatische kalibratieprocedure beschikbaar voor kompassen. Zie de bij de kompas meegeleverde documentatie voor meer informatie. Magnetische variatie Definieert hoe magnetische variatie wordt afgehandeld door het systeem.
Volg de instructies op het display om de kalibratieprocedure van de roerstandterugmelding uit te voeren. Advanced Deze optie wordt gebruikt voor het handmatig toepassen van offsets op de weergegeven gegevens van sensoren die niet via de AP44 kunnen worden gekalibreerd. Demping Indien gegevens onjuist of te gevoelig zijn, kan demping worden toegepast om de informatie stabieler te maken. Wanneer demping niet is ingeschakeld, worden de gegevens in ruwe vorm gepresenteerd, zonder demping.
In de volgende hoofdstukken vindt u informatie over instellingen die kunnen worden gewijzigd door de gebruiker. De instellingen worden beschreven per stuurautomaatcomputer. Installatie-instellingen zijn beschikbaar in de documentatie in het gedeelte na de stuurautomaatcomputers. Ú Notitie: Zie "Sturen met wendpatroon" op pagina 23 voor wendpatrooninstellingen.
lagere autotrim zorgt ervoor dat een constante koersafwijking sneller ongedaan wordt gemaakt Ú Notitie: In de VRF-modus regelt deze parameter de tijdconstante van de geschatte roerkracht. Een lagere waarde maakt het geschatte roer sneller, wat betekent dat het roer de bewegingen van de boot sneller kan volgen. • Roer init.: bepaalt hoe het roer door het systeem wordt gestuurd bij het overschakelen van stuurbekrachtiging naar automatische besturing.
• Wind functie: selecteer welke windmodus door de stuurautomaat in de modus Wind wordt gebruikt - Auto: Als TWA is <70º: Wind-modus gebruikt AWA Als TWA is ≥ 70º: Wind-modus gebruikt TWA - Schijnbaar - Waar • Overstag tijd: regelt de snelheid van de draai (overstagtijd) in de modus Wind.
U kunt de drie reactiemodi handmatig nog nauwkeuriger afstemmen. Niveau 4 is standaard met parameterwaarden die zijn ingesteld door de functie Autotune. Als er geen autotune plaatsvindt (niet aanbevolen) zijn de waarden van niveau 4 de standaard fabriekswaarden. • Een laag reactieniveau vermindert de roerbewegingen en geeft een wat "lossere" sturing • Een hoog responsniveau zorgt voor meer roerbewegingen en een iets “strakkere” besturing.
combinatie te vinden van koers houden en kleine roeractiviteit in een zware maar gelijkmatige zeeconditie. Zeilen (AC12N/AC42N) Ú Notitie: De parameterinstellingen voor Zeilen zijn alleen beschikbaar als het boottype is ingesteld op Zeilen. • Overstag tijd: regelt de snelheid van de draai (overstagtijd) in de modus Wind.
Op zeilboten dient de overgangssnelheid te worden ingesteld op 3-4 knopen om de beste respons bij een overstag te krijgen • Hoog/laag - Roerversterking: deze parameter bepaalt de verhouding tussen het opgegeven roer en de koersfout. Hoe hoger deze waarde, hoe meer roer er wordt gebruikt. Als de waarde te laag is, duurt het compenseren van een koersfout te lang, waardoor de stuurautomaat niet de juiste koers kan aanhouden. Als de waarde te groot is, neemt de overschrijding toe en wordt de sturing instabiel.
• Navigatiewijzigingslimiet: bepaalt de limieten voor de koerswijziging naar het volgende waypoint in een route. Als de koerswijziging groter is dan deze ingestelde limiet, wordt u gevraagd te bevestigen dat de aankomende koerswijziging acceptabel is Systeeminstellingen Netwerk Bronnen Gegevensbronnen voorzien het systeem van realtime gegevens.
Door een apparaat in deze lijst te selecteren, worden aanvullende gegevens en acties weergegeven: Alle apparaten staan toewijzing van een exemplaarnummer in de configuratie-optie toe. Stel unieke exemplaarnummers in voor identieke apparaten in het netwerk, zodat de unit deze van elkaar kan onderscheiden. De gegevensoptie toont alle gegevens die door het apparaat worden uitgevoerd. Sommige apparaten tonen extra opties die specifiek zijn voor het apparaat.
netwerkkabel in te korten of het aantal netwerkknooppunten (apparaten) te verminderen. Busstatus Geeft aan of de bus van stroom wordt voorzien, niet per se of deze verbonden is met of meerdere gegevensbronnen. Als echter wordt weergegeven dat de bus niet is ingeschakeld, maar de stroom wel is ingeschakeld en het aantal fouten blijft oplopen, is er mogelijk iets mis met de stekker of het kabelnetwerk.
bestaan uit maximaal 32 frames. Als er een frame ontbreekt, wordt het volledige bericht genegeerd. Ú Notitie: Rx- en Tx-fouten geven vaak problemen met het fysieke netwerk aan. Dit zijn problemen die kunnen worden opgelost door een connector te vervangen/repareren, een backbone- of netwerkkabel in te korten of het aantal netwerkknooppunten (apparaten) te verminderen. Netwerkgroepen De functie Netwerkgroep wordt gebruikt voor het beheren van de parameterinstellingen, globaal of in groepen van units.
Display instellen Geeft het dialoogvenster Display instellen weer.
Algemene reset Hiermee wordt de bronselectie op alle displays in het netwerk gereset. Info over Hier worden de copyrightgegevens, de softwareversie en de technische informatie van dit apparaat weergegeven.
7 Onderhoud Preventief onderhoud De unit heeft geen onderdelen die in het veld kunnen worden onderhouden. Daarom is hoeft de gebruiker slechts zeer beperkt preventief onderhoud uit te voeren. Er wordt aanbevolen altijd het meegeleverde zonnescherm te plaatsen als de unit niet in gebruik is. Reinigen van de display-unit Gebruik waar mogelijk een geschikte schoonmaakdoek om het scherm schoon te maken. Gebruik voldoende water om achtergebleven zoutresten op te lossen en weg te spoelen.
Software-update De AP44 beschikt over een USB-poort achterop. Deze poort kunt u voor software-updates gebruiken. U kunt software-updates uitveren voor de AP44 zelf en voor de NMEA 2000-sensoren die op het netwerk van de AP44 zijn aangesloten. De softwareversie van de unit kunt u controleren via het dialoogvenster Info. De softwareversie voor aangesloten NMEA 2000-sensoren is beschikbaar in de Apparatenlijst. De nieuwste software kunt u downloaden van onze website: www.simrad-yachting.com.
- De upgradeprocedure voor alle units wordt nu automatisch uitgevoerd 3. Verwijder het USB-apparaat als de update is voltooid. Waarschuwing: Verwijder het USB-apparaat pas nadat de update is voltooid. Als het USB-apparaat wordt verwijderd voordat de update is voltooid, kan de unit beschadigd raken. Software-update voor externe apparaten 1. Download de nieuwste software van onze website: www.simrad-yachting.com en sla deze op een USB-apparaat op 2. Sluit het USB-apparaat aan op de AP44 3.
8 Menu-stroomschema Het systeem is voorzien van een menu Instellingen. U krijgt toegang door op de knop MENU te drukken. Het menu Instellingen biedt toegang tot de instellingen van de sensoren, de boot, de stuurautomaatcomputer en het systeem. Niveau 1 Niveau 2 Kalibratie Bootsnelheid... Wind... Diepte... Koers... Rollen/slagzij... Omgeving... Roer... Geavanceerd... Demping Vaarrichting Schijnbare wind Ware wind Vaartuigsnelheid SOG COG Stand rollen Stand slagzij getij Trip log Trip 1... Trip 2...
Niveau 1 Niveau 2 Stuurautomaat, NAC-2 en NAC-3 Sturen * Raadpleeg de handleiding voor ingebruikname NAC-2/ NAC-3 (988-11233-00n) Wendpatronen Stuurautomaat, AC12N, AC42N en SG05 Reactie ** Raadpleeg de installatiehandleiding AC12N/ AC42N (988-10276-00n) Zeilen Zeilen Installatie * Zeeconditiefilter Automatisch sturen Wendpatronen Installatie ** Systeem Netwerk Units Decimalen Toetstonen Taal Tijd Display instellen... Files Simulatie Terug naar standaardinstellingen... Algemene reset...
9 Technische specificaties Afmetingen Zie "Tekening met afmetingen" op pagina 57 Gewicht 0,32 kg (0,7 lbs) Energieverbruik (@13.5 V) Backlight UIT 1.35 W (100 mA) Backlight MAX 2.16 W (160 mA) Netwerkbelasting 4 LEN Kleur Zwart Display Afmeting 4,1 inch (diagonaal). Beeldverhouding 4:3 Type Transmissief TFT-LCD. Witte LED-schermverlichting Resolutie 320 x 240 pixels Verlichting Wit voor dagmodus.
48.5 mm (1.91") 8 mm (0.31") 118 mm (4.64") 36.5 mm (1.43") 28.5 mm (1.12") 115 mm (4.52") 10 Tekening met afmetingen STBY MENU X MODE AUTO 97.5 mm (3.
11 58 Termen en afkortingen In deze lijst worden termen en afkortingen weergegeven die op de pagina's en de dialoogvensters van het AP44-systeem worden gebruikt.
m Meter MAX SPD Maximumsnelheid MIN Minimum MOB Man Overboord NM Nautische mijl OPP HDG Koers op tegenovergestelde koersrichting POS Positie RM Relatieve beweging RNG Bereik ROT Draaisnelheid RTE Route SAR Search And Rescue SOG Grondsnelheid SPD Snelheid STBD Stuurboord STW Snelheid door water TCPA Tijd tot dichtstbijzijnde naderingspunt TGT Doel TIME LOC Plaatselijke tijd TM Ware beweging TRK Track TRK CRS Koers volgen tot volgende waypoint TWA Ware windhoek TW
12 Ondersteunde gegevens NMEA 2000 PGN (verzenden) 59904 ISO-aanvraag 60928 ISO-adresreservering 126208 ISO-opdrachtgroepfunctie 126996 Productinformatie 127258 Magnetische variatie NMEA 2000 PGN (ontvangen) 59392 ISO-bevestiging 59904 ISO-aanvraag 60928 ISO-adresreservering 126208 ISO-opdrachtgroepfunctie 126992 Systeemtijd 126996 Productinformatie 127237 Koers/trackcontrole 127245 Roer 127250 Voorliggende koers van vaartuig 127251 Draaisnelheid 127257 Attitude 127258 Magnetische variatie 12825
129283 Koersafwijking 129284 Navigatiegegevens 129539 GNSS-DOP's 129283 Koersafwijking 129284 Navigatiegegevens 130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie 130306 Windgegevens 130576 Status van kleine vaartuigen 130577 Richtinggegevens Ondersteunde gegevens| AP44 Gebruikershandleiding 61
Ondersteunde gegevens| AP44 Gebruikershandleiding
Index A T Alarmen Type berichten 29 Apparatenlijst 45 Taal 48 Tijd 48 Toetstonen 48 D Demping 38 Diagnostiek 46 G Garantie 4 H Handleiding Info over 4 Handmatig Versie 4 I Instellingen Maateenheden 48 M Maateenheden, instellen 48 P Preventief onderhoud 51 S Stuurautomaat Modi 16 Ontwijken 20 Systeem instellingen Taal 48 Tijd 48 Toetstonen 48
*988-11305-001*