Handboek Simrad NX40/45 NavStation Nederlands www.simrad-yachting.com Sw. 2.
Waarschuwing Het is uw verantwoordelijkheid het apparaat en de transducer(s) zodanig te installeren en te gebruiken dat er geen ongevallen, persoonlijk letsel of schade aan eigendommen ontstaat. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften bij het besturen van een boot. De keuze, locatie en installatie van transducers en andere onderdelen van het systeem zijn essentieel voor de juiste werking van het systeem. Raadpleeg bij twijfel uw Simrad dealer.
Inhoudsopgave Overzicht............................................................................................................. 7 1-1 1-2 1-3 1-4 Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Reiniging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Geheugenkaartjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het apparaat verwijderen en terugplaatsen.
Dieptemeter....................................................................................................... 47 10-1 10-2 10-3 10-4 10-5 Geschiedeniswindow dieptemeter - Geen splitsing. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Displays dieptemeterzoom en volledig-schermzoom. . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gesplitst dieptemeterdisplay. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . window 50/200 voor de dieptemeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
18-7 Setup > Track. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 18-8 Setup > AIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 18-9 Setup > Logboeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 18-10 Setup > Alarmen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 18-11 Setup > Eenheden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Simrad NX40/45 Installatie- en bedieningshandleiding
1 Overzicht 1-1 Overzicht De Simrad NX40/45 is een robuuste en volledig geïntegreerde kaartplotter en fishfinder voor gebruik op zee. Het apparaat is eenvoudig te gebruiken en heeft een kleurenscherm met een hoge resolutie. De ingewikkelde functies van het apparaat kunnen met slechts enkele toetsaanslagen worden gebruikt, waardoor het varen gemakkelijker wordt.
! WARNING DANGER CAUTION Wees altijd voorzichtig met de geheugenkaartjes. Bewaar ze in hun beschermhoesjes als ze niet in de NX40/45 zijn geplaatst. Houd de NX40/45afdichting voor het geheugenkaartje altijd gesloten om te voorkomen dat water het compartiment binnendringt.
1-4 Het apparaat verwijderen en terugplaatsen Als de NX40/45 met een beugel wordt bevestigd, kan het apparaat gemakkelijk worden verwijderd voor de veiligheid. Het apparaat verwijderen • Schakel de NX40/45 uit en plaats de beschermkap over het apparaat. • Draai de knoppen op de bevestigingsbeugel los en til het apparaat van de beugel. • Verwijder alle connectors van de NX40/45 door elke borgring linksom te draaien totdat u de connector eruit kunt trekken. • Bewaar de NX40/45 op een droge en schone plek.
2 Bediening Overzicht van de toetsen van de NX40/45 Enter of veranderingen accepteren. Annuleren of terug naar een vorig menu of window. In de kaartmodus wordt de landkaart gecentreerd rond de scheepspositie. Cursortoetsen, om verplaatsen of de optie te wijzigen. de cursor te geaccentueerde Een optiemenu voor window weergeven. het actieve De bediening voor de interface gaat naar het volgende window op uw displaypagina.
2-1 De toetsen gebruiken Labels met tekst verwijzen hardwaretoetsen op het apparaat. naar de Labels zoals Eenheden verwijzen naar menuopties in de software. U kunt met de cursortoetsen ( ) omhoog en omlaag door een menulijst bladeren of submenu’s openen door de knop naar links of rechts te drukken. In deze handleiding kunt u als volgt door een menu bladeren: Submenu 2 openen > Submenu1 > Submenu 2.
• om elk teken te veranderen en daarna naar de volgende te gaan. • Herhaal dit om andere letters of nummers te veranderen. • om de nieuwe waarde te accepteren Of veranderingen te negeren. om de Een schuifwaarde veranderen • links of rechts om de waarde te veranderen.
2-4 Man overboord (MOB) ! CAUTION De functie MOB (man overboord) bewaart de positie van de boot en navigeert daarna terug naar dit punt. ! WARNING MOB werkt niet als het DANGER apparaat geen GPSpositie ontvangt. MOB activeren CAUTION • Het apparaat slaat de positie van de boot als een waypoint op. • Het apparaat gaat naar het kaartwindow, met het MOB waypoint midden op de kaart. • De kaart zoomt in voor nauwkeurige navigatie.
! CAUTION ! WARNING Zet het apparaat nooit in DANGER als het de simulatiemodus apparaat wordt gebruikt tijdens het navigeren. CAUTION 2-5 Alarmen Als het apparaat een alarmvoorwaarde waarneemt, ziet u een waarschuwingsbericht op het scherm, hoort u de interne zoemer en worden eventuele externe zoemers of lichten ingeschakeld.
Eén van de andere windows op een volledig scherm tonen > Meer...
2-7-1 Pagina’s met meerdere windows Het actieve aangegeven. window wordt met een rode rand Het actieve window veranderen Rode rand Kaart is actief Echo is actief De NX40/45 kan maximaal vier windows tegelijkertijd weergeven. Een window aan een pagina toevoegen > Toevoegen Window De windowafmetingen veranderen > Splitsingsverhouding > Opmerking: afmetingen. Sommige windows > hebben vaste Een window uit een pagina verwijderen totdat het doelwindow een rode rand heeft > > Wis window.
Een window op een pagina vervangen totdat het doelwindow een rode rand heeft > > Vervang en selecteer een nieuw window. Opmerkingen • Bij sommige kleine windows worden niet alle gegevens weergegeven. • Stel vaak gebruikte pagina’s in als favorieten en blader met de toetsen door de pagina’s. 2-7-2 Favoriete pagina’s De NX40/45 heeft een lijst met vaak gebruikte windowcombinaties, de zogenaamde pagina’s. U kunt maximaal zes favoriete pagina’s instellen.
2-7-3 Gegevensheader Boven aan de pagina’s kunnen gegevens staan, de gegevensheader. • Als u een window in het paginamenu selecteert, dan toont de NX40/45 de juiste gegevensheader voor het window weer. • Elke favoriete pagina heeft zijn eigen gegevensheader. Als u op drukt om een favoriete pagina te openen, roept de NX40/45 de gegevensheader van de favoriete pagina’s op. De gegevensheader voor een pagina instellen > Gegevensheader • Data > selecteer of . • Grootte > selecteer de grootte.
3 Navigatie: Kaart 3-1 Inleiding tot het navigeren Het apparaat kan op twee manieren worden gebruikt voor navigeren: rechtstreeks naar een punt of via een route. 3-1-1 Naar een punt navigeren Als het apparaat naar een punt navigeert, geven de kaarten snelwegwindows de volgende navigatiegegevens weer: A De positie van de boot . B Het bestemmingspunt aangegeven met een cirkel. B D A C D C De berekende koers naar de bestemming van de boot.
! CAUTION ! WARNING Zorg dat de koers geen DANGER land of gevaarlijke wateren doorkruist. CAUTION Naar een waypoint gaan vanuit het kaartwindow naar waypoint of Waypoint Naar een waypoint gaan vanuit het waypointwindow het waypoint markeren > > Ga naar Naar een punt op de kaart gaan (waypoint) De navigatie annuleren > Ga naar annuleren Tip: Maak voor u begint waypoints aan bij nuttige plaatsen. Maak een waypoint aan het begin van de reis aan waar u naar terug kunt navigeren.
Een waypoint overslaan ! > Oversl. U kunt de route annuleren als de boot het laatste waypoint heeft bereikt of om de route op een willekeurig moment te stoppen. Ga naar een kaartwindow. CAUTION Als u met de autopilot ! WARNING een waypoint overslaat, kan de koers plotseling worden DANGER gewijzigd.
De perspectivistisch aanzicht in de kaart wijzigen Als de regio op de kaart op een geheugenkaartje staat, dan wordt de informatie van het geheugenkaartje automatisch op de kaart weergegeven. Als de regio niet op een geheugenkaartje met kaarten staat, dan geeft de kaart een vereenvoudigde wereldkaart weer die geschikt is voor plannen en algemeen gebruik. 3-2-1 Kaartmodi De kaart heeft twee modi: Modus Centreren op boot vanaf het kaartwindow De boot bevindt zich midden op de kaart.
36° 29,637’ N of Z 175° 09,165’ O of W Breedtegraad Lengtegraad Als de cursor in de laatste tien seconden is verschoven, dan is de positie gelijk aan de positie van de cursor en hebben de breedtegraad en lengtegraad een cursorsymbool om dit aan te geven: 36° 29,841’ N of Z 175° 09,012’ O of W ! CAUTION ! WARNING Zorg bij het lezen van de DANGER bootpositie dat de positie niet de cursorpositie is.
3-2-5 Een kaartsymbool zoeken en weergeven > Zoeken > Waypoints of Routes Havens op naam of Havens en diensten Getijdestations • Selecteer voor Havens dienst dat u wilt vinden. en diensten het of of type • Gebruik voor Havens op naam om een naam of letters in de naam van de haven in te voeren en druk daarna op . • om omhoog of omlaag door de pagina’s te bladeren. • Voor Havens op naam op een andere havennaam zoeken . > verander de naam > . • item > .
3-3 Afstands- en peilingcalculator De afstands- en peilingcalculator kan een koers bestaande uit één of meerdere etappes berekenen en de peiling en lengte van elke etappe en de totale afstand van de koers weergeven. De voltooide koers kan worden omgezet in een route. De afstands- en peilingcalculator gebruiken > Afstand > naar een positie > eventueel de laatste twee stappen.) U kunt de laatste invoer verwijderen met Verw..
Als de functie voor registreren actief is en de track vol raakt, dan gaat het registreren verder en worden de oudste punten van de track verwijderd.
4 Videowindow Het videowindow laat een afbeelding van een videoapparaat zien, zoals een camera. Het videowindow kan alleen worden gebruikt als er een videoapparaat is geïnstalleerd.
5 Navigatie: window Snelweg De koers van een boot naar een bestemming vanuit het Snelwegwindow Meer > Snelweg A B Op het window Snelweg staat het volgende: C A Optionele gegevensheader E D F B Optioneel kompas D C Waypoint bestemming D CDI-lijnen G ! CAUTION ! WARNING E Geplande koers van de boot F CDI-schaal G De bootpositie staat midden onder in het window Het snelwegwindow geeft DANGER geen land, gevaarlijke wateren of kaartsymbolen weer.
6 Navigatie: Waypoints Een waypoint is een positie die u op de elektronische kaart kunt instellen, bijvoorbeeld een visplek of een punt op een route. Het apparaat kan maximaal 3000 waypoints opslaan. Een waypoint kan worden aangemaakt, veranderd of verwijderd. • Een waypoint heeft: • Een naam (maximaal acht tekens). • Een icoon die aangeeft wat voor soort waypoint het is. De beschikbare iconen zijn: • Een positie. • Een kleur voor het symbool voor de waypoint en naam op de kaart.
Een nieuw waypoint vanuit het waypointwindow maken > Aanm. Er wordt een nieuw waypoint, met een standaardnaam en gegevens, op de bootpositie aangemaakt. Opmerking: Waypoints kunnen ook worden aangemaakt terwijl er een route wordt aangemaakt. 6-2-1 Een waypoint verplaatsen Een waypoint vanuit het kaartwindow verplaatsen De cursor naar het waypoint verplaatsen > Verpl. > naar nieuwe locatie > > Een waypoint vanuit het waypointwindow verplaatsen Bewerk het lengtegraad.
Selecteer een waypoint in de lijst. Het apparaat schakelt over op het kaartwindow, met het geselecteerde waypoint midden op de kaart. 6-2-4 Een waypoint verwijderen Een waypoint kan niet worden verwijderd als de boot er naartoe navigeert of als het waypoint in meerdere routes wordt gebruikt. Een waypoint dat in een route wordt gebruikt, kan worden verwijderd. Een waypoint vanuit het kaartwindow verwijderen De cursor op het waypoint zetten > Ja > Verw.
7 Navigatie: Routes ! CAUTION ! WARNING Zorg dat de routes DANGER niet over land of door gevaarlijke wateren leiden. CAUTION Een route is een lijst met waypoints die de boot kan volgen. Routes kunnen worden aangemaakt, veranderd en verwijderd. Het apparaat kan maximaal 99 routes opslaan. Elke route kan maximaal 50 waypoints bevatten. Een route kan: • Beginnen en stoppen op hetzelfde waypoint. • Waypoints meer dan één keer gebruiken. Het apparaat kan via een route in beide richtingen navigeren.
Een nieuwe route vanaf het deelwindow met kaarten aanmaken > Nieuwe route > Verander eventueel de naam > Opmerking: U kunt alleen een route aanmaken als de GPS- of gesimuleerde GPS-gegevens actief zijn. De etappes van de route invoeren: > > > Herhaal eventueel. Opslaan: > 7-2-2 Menuopties bij het aanmaken van een route: Een waypoint aan de route toevoegen > Toevoegen Een etappe van een route in tweeën opsplitsen: Zet de cursor op de etappe die u wilt opsplitsen > > Inv.
De route verwijderen > Verw. > Ja Tip: De afstands- en peilingcalculator kan ook worden gebruikt om een koers in te voeren en deze als route op te slaan. Een nieuwe route vanuit het Routeswindow aanmaken > Aanm. De naam van de route veranderen Selecteer de naam van de route > Een waypoint op de route invoegen • Selecteer waar het waypoint moet komen: • Het eerste waypoint invoegen > Etp 1.
Een route vanaf het window Routes bewerken Selecteer de route die u wilt bewerken > > Bewerk de route. > Bew. 7-2-4 Een route op de kaart weergeven De geselecteerde route midden in het window weergeven Selecteer de route die moet worden bewerkt > > Toon OF, in het Kaartwindow, > Zoeken > Route > selecteer een route 7-2-5 Een route verwijderen Een route verwijderen Selecteer de route die u wilt bewerken > Verw.
8 Satellieten Wereldwijde GPS-navigatie Het GPS-systeem bestaat uit 24 satellieten die in een baan rond de aarde draaien en positie- en tijdsignalen verzenden. De GPS-ontvanger analyseert de signalen van de dichtstbijzijnde satellieten en berekent precies waar hij zich op aarde bevindt. De nauwkeurigheid is 95% van de gevallen beter dan 10 m (33 vt).
F Posities van zichtbare GPS-satellieten: Buitenste cirkel is horizon Binnenste cirkel is 45° hoger Midden is recht omhoog Noorden staat boven in het window G Als de boot beweegt, is COG een lijn vanaf het midden Simrad NX40/45 Installatie- en bedieningshandleiding 37
9 Fishfinding met dieptemeter: Inleiding ! CAUTION ! WARNING Gebruik de automatische DANGER modus Varen... of Vissen... als u nog niet erg bekend bent met CAUTION het apparaat of als u op snelheid vaart. 9-1 Het apparaat gebruiken Het apparaat gebruikt een aan de romp bevestigde dieptemetertransducer.
de beste resultaten, maar het kost wat oefening en ervaring om de optimale instellingen onder moeilijke omstandigheden in te stellen. 9-2 Het display interpreteren De windows van de dieptemeter tonen geen vaste afstand die de boot heeft afgelegd; ze geven een geschiedenis aan met daarin alles wat onder de boot passeerde gedurende een bepaalde periode. De geschiedenis van het signaal van de dieptemeter is afhankelijk van de diepte van het water en de ingestelde schuifsnelheid.
! WARNING DANGER CAUTION Bij het varen op hoge snelheid ontstaan er luchtbellen en turbulent water waarbij de transducer wordt overspoeld. Het ultrasone geluid dat dan door de transducer wordt opgevangen, kan de echte echo’s overheersen. Sterkte van echo’s De kleuren geven de verschillen in de sterkte van de echo aan. De sterkte is afhankelijk van verschillende factoren: • Grootte van de vis, school vissen of andere objecten. • Diepte van de vis of het object. • Locatie van de vis of het object.
Schaduw Schaduw ontstaat rond gebieden waar de ultrasone straal niets kan ‘zien’. Dit zijn bijvoorbeeld uithollingen in de bodem of naast rotsen en richels, waar de sterke echo’s die op de rotsen worden weerkaatst de zwakke echo’s van de vis kunnen verhullen. Hierbij kan ook een dubbel bodemspoor ontstaan. Hieronder ziet u een voorbeeld van het dieptemeterwindow in dergelijke omstandigheden. Op het window ziet u een dubbel bodemspoor.
Het beeld heeft echter wel een lagere dichtheid en meer schaduw in vergelijking met 200 kHz. Dit betekent dat een groep kleine vissen bijvoorbeeld als één item wordt weergegeven en dat sommige vissen op de bodem helemaal niet te zien zijn. U krijgt met deze frequentie een diep, breed overzicht van het gebied; u kunt interessante gebieden identificeren en daarna op de frequentie van 200 kHz in detail bekijken.
Een vergelijking van hetzelfde visscenario bij verschillende frequenties: 1 minuut geleden 30 seconden geleden Weergave 50 kHz Weergave 200 kHz Weergave 200/50 kHz Gemengd display Simrad NX40/45 Installatie- en bedieningshandleiding Nu 43
9-4 Visdetectie en -weergave Waar vindt u vis Riffen, wrakken en rotsachtige ondergronden trekken vissen aan. Gebruik het window met een frequentie van 50 kHz of 50/200 kHz om dit soort elementen te vinden en zoek daarna naar vissen door er een paar keer langzaam overheen te varen terwijl u het window In-/ uitzoomen gebruikt. Als er stroming is, vindt u de vissen vaak benedenstrooms van het element. Er kan een zwakke, vage streep ontstaan tussen het bodemspoor en het oppervlak.
• Visbogen zijn moeilijk te zien in ondiep water omdat de straal van de dieptemeter van de transducer vlak onder het oppervlak ligt en vissen niet lang genoeg in de straal blijven om een boog te maken. Een groep met meerdere vissen in ondiep water ziet er vaak uit als een willekeurig kleurgebied. • Ook golven kunnen ervoor zorgen dat visbogen vervormd worden weergegeven. 9-5 Bereik Het bereik is de verticale diepte op het window van de dieptemeter.
Versterking: De versterking van de dieptemeterontvanger. De versterking moet hoog zijn om voldoende detail te tonen, maar als de versterking te hoog is, dan gaat informatie van het sterke bodemsignaal verloren en kunnen er valse echo’s worden weergegeven. Er is een aparte versterkinginstelling voor elke dieptemeterfrequentie van 50 kHz en 200 kHz. Versterking: Retourecho’s lager dan de drempelwaarde worden genegeerd.
10 Dieptemeter Het dieptemeterwindow weergeven > Dieptemeter Er zijn vijf soorten dieptemeterwindows. Een window gebruiken > echosounder splits Selecteer daarna het type window dat u wilt gebruiken: • Geen splitsing: Het geschiedeniswindow voor de dieptemeter bij een enkele of gemengde frequentie. • Gesplitste zoom: Geschiedenis dieptemeter plus een ingezoomd deel. van de van van de een • Volledig-schermweergave en zoom. • Gesplitste bodem: Geschiedenis dieptemeter plus een bodemspoor ingezoomd deel.
10-1-1 Uitgebreide historiemodus Een oude echo van de dieptemeter bekijken De tijd die is verstreken sinds de echo’s op het scherm werden weergegeven, wordt onder in het scherm weergegeven. Terug naar de meest recente echo De digitale diepte die wordt weergegeven, is altijd de huidige diepte, zelfs in de uitgebreide historiemodus. De historiepositiebalk geeft aan hoe oud de meest recente echo op het scherm is en de positie van het huidige scherm in de geregistreerde geschiedenis.
drukken. Als Bodem volgen is ingeschakeld, wordt dit uitgeschakeld. Bodem volgen Bodem volgen in- of uitschakelen > Bodem volgen > Aan of Uit Als Bodem volgen is ingeschakeld, kunt u de functie uitschakelen met . 10-3 Gesplitst dieptemeterdisplay A Ingezoomd bodemsignaal A B Geschiedenis dieptemeter Op het window wordt de geschiedenis van de dieptemeter rechts en het bodemsignaal als een vlak spoor midden op het ingezoomde deel links weergegeven.
A Echo’s van ongewenste ruis. D E A B Echo’s van vissen en de bodem C De sterkste echo, meestal van de bodem B C D De drempellijn, de zwakste echo die in de geschiedenis van de dieptemeter wordt weergegeven E De lijn voor de instelling van de versterking; echo’s boven deze sterkte worden als de maximale signaalsterkte weergegeven Gebruik de A-scope bij het handmatig instellen van de versterking en drempel.
Visherkenning De echosterkte op de A-scope kan handig zijn bij het herkennen van de soort vis. Verschillende soorten vis hebben zwemblazen in verschillende afmetingen en vormen. De lucht in de zwemblaas weerkaatst het ultrasone pulssignaal zodat de sterkte van de echo voor de verschillende vissoorten varieert, afhankelijk van de grootte en vorm van de zwemblaas. Als u vis uit een school vangt, let dan op de soorten en de sterkte van de echo die op de A-scope wordt weerkaatst.
11 Meterswindow Op het Meterswindow worden bootgegevens zoals de watersnelheid weergegeven als analoge meters. Het Meterwindow selecteren > Meer > Meters Stel de instellingen voor Snelheidsbereik, Max. RPM en Max. brandstofverbruik in voordat u het Meterswindow gebruikt. Een lay-out in het Meterswindow selecteren > Layout Het Meterswindow hebben.
12 Datawindow Het gegevensdisplay bevat grote velden met numerieke waarden en een grafiek met de diepte en watertemperatuur, mits beschikbaar.
13 Brandstoffuncties en -beeldscherm ! CAUTION ! WARNING Om zeker te zijn dat de DANGER brandstofdata kloppen: • Als u brandstof aan CAUTION de tank toevoegt of verwijdert, moet u dit aan de NX40/45 vertellen. • Als de boot benzinesensors heeft, kalibreer ze dan tijdens de installatie of als de brandstofwaarden onnauwkeurig lijken. • Kies het juiste type bootsnelheidssensor om het verbruik, het bereik en de curve voor het brandstofverbruik te berekenen.
Resterend De resterende hoeveelheid brandstof in de tank(s) wordt aangegeven als verticale meter rechts op het scherm. De hoogte van de gele balk(en) geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank(s) aanwezig is. Als u een alarm voor weinig brandstof hebt ingesteld, geeft een rode balk het punt aan waarop het alarm wordt geactiveerd. Als de boot twee tanks heeft, dan geeft de linkerbalk de bakboordtank en de rechterbalk de stuurboordtank aan. Verbruikt De verbruikte brandstof tijdens een reis.
Curve brandstofverbruik Een grafiek met het brandstofverbruik en de snelheid van de boot als functie van het motortoerental. Gebruik de curve om de prestaties van de boot in de gaten te houden en te optimaliseren. 13-3 Brandstof toevoegen of verwijderen Als u brandstof toevoegt of verwijdert, is het belangrijk dat de NX40/45 dit registreert, omdat de brandstofgegevens anders onbruikbaar zijn.
procedure A ongeveer elke tiende keer dat u brandstof toevoegt te gebruiken. C - Brandstof verwijderen Voordat u brandstof verwijdert > Restant instellen • Kies op een boot met meerdere tanks de tank waaruit u brandstof wilt verwijderen. • Noteer de waarde van Resterend voor de tank; dit is de hoeveelheid brandstof die oorspronkelijk in de tank aanwezig was. • Verwijder de brandstof uit de tank en noteer hoeveel brandstof u hebt verwijderd.
13-5 Snelheidssensors aan boord 13-5-1 Een snelheidssensor selecteren Voor de brandstofberekeningen kan gebruik worden gemaakt van de bootsnelheid van de GPS of van een schoepenwielsensor of een pitotsensor indien deze optionele sensors zijn geïnstalleerd: • Schoepenwiel- en pitotsensors meten de snelheid door het water; GPS meet snelheid over de grond; deze sensors kunnen verschillende waarden geven voor Bereik, Verbruik en de Curve brandstofverbruik.
13-5-2 Watersnelheid en grondsnelheid De schoepenwiel- en pitotsensor meet de watersnelheid, de snelheid van de boot door het water. Een GPS meet de snelheid over de grond, de snelheid van de boot over de bodem van het water. Indien er stroming is, dan verschillen deze snelheden van elkaar, net als het log, triplog, verbruik en bereik, zoals hieronder wordt weergegeven.
13-6-1 Een curve voor het brandstofverbruik maken Als u een curve voor het brandstofverbruik wilt maken, moet u de boot ongeveer 15 minuten in een rechte lijn laten varen en het volledige motortoerentalbereik benutten. Kies voor de eerste curve een rustige dag met een beetje wind en weinig stroming; zorg dat de boot normaal is belast en dat de romp schoon is. Later kunt u curven voor het brandstofverbruik maken voor andere boot-, weers- en zeeomstandigheden.
Opmerking U kunt het maken van de curve altijd onderbreken met . 13-6-2 Curven voor het brandstofverbruik beheren Een nieuwe naam aan een curve geven > > Brandstof > Curve brandstofverbruik > Naam > selecteer de naam van de curve > Naam wijzigen > > verander de naam 13-6-3 Curven voor het brandstofverbruik gebruiken Een curve verwijderen > > Brandstof > Curve brandstofverbruik > Naam > selecteer de naam van de curve die u wilt verwijderen > Wis.
Informatie in een curve F E D B C A A Motortoerental van de boot op dit moment. Bij een boot met twee motoren is het motortoerental altijd het gemiddelde van de twee toerentallen. B Rode curve: bootsnelheden bij verschillende motortoerentallen geregistreerd toen u deze curve voor het brandstofverbruik maakte. C Rode markering: de bootsnelheid op dit moment. Deze markering staat onder de rode curve en geeft aan dat de bootsnelheid bij dit toerental nu lager is dan toen de curve werd opgeslagen.
De sensor(s) kalibreren • Noteer het brandstofniveau in de tank(s). • Sluit de draagbare tank(s) via de brandstofsensor(s) aan op de motor. • Laat de motor op de normale kruissnelheid draaien totdat elke motor minstens 15 liter brandstof heeft verbruikt. • Controleer de werkelijke hoeveelheid verbruikte brandstof per motor door de draagbare tank(s) tot het oorspronkelijk niveau te vullen en de meter van de brandstofpomp af te lezen en de waarde(n) te noteren.
! CAUTION ! WARNING 14 Getijdenwindow DANGER CAUTION Bij het Getijdenwindow moet de offset voor de lokale tijd worden ingesteld, anders werkt deze functie niet correct. Het Getijdenwindow is beschikbaar op geheugenkaartjes met kaarten. Het Getijdenwindow geeft informatie over getijden voor de gekozen datum.
15 Gebruikerskaartwindow Een gebruikerskaart is een optioneel geheugenkaartje waarop gegevensbestanden kunnen worden opgeslagen. Er zijn drie soorten bestanden: waypoints, routes of een spoor. Naar het Gebruikerskaartwindow gaan > Meer > Gebruikerskaart Het Gebruikerskaartwindow bevat het volgende: Bestandslijst ! CAUTION ! WARNING DANGER CAUTION Verwijder alle geheugenkaartjes met kaarten voordat u de gebruikerskaart in het apparaat plaatst.
Gegevens van de gebruikerskaart naar het apparaat laden Hiermee wordt één bestand van de gebruikerskaart naar het apparaat geladen: • Een bestand met waypoints: de nieuwe waypoints worden aan bestaande waypoints in het apparaat toegevoegd. Als een nieuw waypoint dezelfde naam heeft als een bestaand waypoint maar dan met andere gegevens, dan geeft het apparaat beide waypoints weer. Selecteer: • Oversl.: Het nieuwe waypoint niet laden. • Verv.: Het nieuwe waypoint bestaande waypoint vervangen.
De gebruikerskaart formatteren > Kaart > Formatteren > Ja Formatteren is een gebruikerskaart klaar voor gebruik maken. Formatteer de kaart als er een foutbericht wordt weergegeven dat de kaart niet is geformatteerd. Alle gegevensbestanden op de kaart worden verwijderd.
16 AIS AIS is de afkorting voor Automatic Identification System (Automatisch Identificatie Systeem). De Internationale Conventie voor Safety of Life At Sea (Veiligheid voor Leven op Zee) (SOLAS) verplicht alle vaartuigen groter dan 300 ton en alle passagiersschepen om een AIStransponder aan boord te hebben. Alle vaartuigen voorzien van AIS zenden constant via een of beide speciale marifoonkanalen.
Wanneer de cursor tenminste twee seconden boven een AIS-vaartuig wordt geplaatst, dan verschijnt een databox onderin het scherm met informatie over het AISvaartuig. Voor volledige AIS-informatie over het AIS-vaartuig > Druk op of . om de informatie te wissen. 16-2 Gevaarlijke vaartuigen De NX40/45 berekent de tijd van het dichtstbijzijnde punt van benadering (TCPA) en het dichtstbijzijnde punt van benadering (CPA) voor elk AIS-vaartuig.
Dit window toont alle informatie over het geselecteerde AIS-vaartuig zoals geleverd door de AIS-ontvanger. Vaartuigen rangschikken > Sorteren Veiligheidsbericht (rx) Veiligheidsberichten (rx) zijn verzonden berichten die worden ontvangen door de AIS-ontvanger. Dit window geeft de datum en tijd weer van het ontvangen bericht, de MMSI van het AIS- vaartuig dat het bericht uitzond en het bericht zelf. Veiligheidsberichten (rx) bevatten maximaal 10 berichten.
17 Radar Radar is het Radio Detection And Ranging systeem. Voor radarfuncties moet er een optioneel Simrad radarsysteem zijn geïnstalleerd. Er zijn drie radarsystemen verkrijgbaar; 2 kW, 4 kW of 6 kW. Als de radar in gebruik is, dan verzendt de scanner krachtige microwave radiosignalen, die worden teruggekaatst door alle massieve objecten, zoals landmassa’s en boten. Deze objecten worden doelen genoemd en worden in het radarwindow weergegeven.
17-2 Radarmodi Er zijn vier radarmodi: • Uitgeschakeld. Besparing stroomen magnetrongebruik. Als de radar is uitgeschakeld, moet het apparaat eerst opwarmen en naar de stand-bymodus gaan voordat verzenden mogelijk is. • Opwarmen. De radar is ingeschakeld en aan het opwarmen. Dit kan maximaal 90 seconden duren, afhankelijk van uw scannertype. • Stand-by. De radar is ingeschakeld en opgewarmd. Het apparaat is klaar om onmiddellijk met verzenden te beginnen. • Zenden.
• De radar wordt onmiddellijk uitgeschakeld.
• Auto. De aangepast. radarversterking wordt automatisch 17-6-2 Het versterkingsniveau veranderen Gebruik het radarversterkingsniveau om de gevoeligheid van de radarontvanger aan te passen. Idealiter dient het radarversterkingsniveau zo te worden ingesteld dat de achtergrondruis net zichtbaar is in het radarwindow. Als het radarversterkingsniveau te laag is ingesteld, dan worden zwakke echo’s niet weergegeven.
17-6-4 Het zeeruisniveau veranderen Als het zeeruisniveau te laag is ingesteld, wordt er veel zeeruis weergegeven. Als het zeeruisniveau te hoog is ingesteld, worden kleine doelen wellicht niet in het radarwindow weergegeven. Als de zeeruismodus is ingesteld op Haven of Off-shore en het zeeruisniveau wordt handmatig aangepast, dan verandert de zeeruismodus naar Handmatig.
17-7 De instelling voor echovergroting wijzigen Als u verschillende kleine doelen in zicht hebt en u wilt ze beter zien, dan is de echovergroting een optie. Opmerking: de resolutie wordt kleiner op het moment dat het doelformaat groter wordt. Gebruik deze optie dus alleen wanneer doeldetectie en zichtbaarheid belangrijker zijn dan de kwaliteit van de weergave. De instelling voor echovergroting veranderen > Presentatie > Echovergroting • Uit. Geen echovergroting. • 1. Doelen vergroot x 2. • 2.
twee eilanden te meten. Dit wordt een zwevende VRM genoemd. De EBL wordt als een dunne, gestreepte lijn weergegeven die van het midden van de VRM tot de rand van het radarwindow loopt. Gebruik de EBL om de peiling van het doel te vinden. EBL weergeven > VRM/EBL 17-9-1 Bereik en peiling met een vaste VRM/EBL vinden • Druk in het radarwindow op VRM/EBL. en selecteer dan • Selecteer VRM/EBL en dan 1 (VRM/EBL 1) of 2 (VRM/EBL 2).
17-9-2 Afstand en peiling met een zwevende VRM/EBL vinden Als het centrum van een VRM zich bij uw boot vandaan beweegt, wordt dit een zwevende VRM genoemd. Gebruik dit om de afstand en de peiling tussen twee locaties op het radarscherm te meten, zoals bijvoorbeeld tussen een landtong en een boei. • Druk in het radarwindow op MENU en selecteer dan VRM/EBL. • Selecteer VRM/EBL en dan 1 (VRM/EBL 1) of 2 (VRM/EBL 2).
Als u de afstand en de peiling tussen twee andere locaties wil vinden, herhaal dan deze handelingen voor de andere VRM/EBL. Dit wordt in een ander patroon weergegeven. 17-10 De PPI-positie veranderen U kunt het midden van de PPI (Plan Position Indicator) naar een andere locatie verplaatsen als u zich in de relatieve bewegingsmodus bevindt. (Als u zich in de ware bewegingsmodus bevindt, plaatst de radar de PPI automatisch in het midden.) Om de PPI-positie te wijzigen: • Druk vanuit het selecteer Positie.
17-11-2 De instelling voor het alarm van een radarbewakingszone veranderen Guard Zone > Alarm indien > Enter: het alarm wordt alleen geactiveerd als een doel de zone binnenkomt / Exit: het alarm wordt alleen geactiveerd als een doel de zone verlaat / Beide: het alarm wordt geactiveerd als een doel de radarbewakingszone betreedt of verlaat. Wanneer een radarbewakingszonealarm is ingeschakeld, wordt het radarbewakingszonealarm automatisch ingesteld; u kunt de instelling echter naar wens veranderen.
18 De NX40/45 instellen De NX40/45 bezit diverse geavanceerde functies die via het Setupmenu kunnen worden ingesteld. We raden u aan om vertrouwd te raken met de functies van het apparaat via gebruik van de standaardinstellingen voordat u veranderingen in deze menu’s aanbrengt. Een setupoptiemenu openen of > > selecteer een optie Opmerking: De beschikbare instellingsgegevens zijn afhankelijk van de geïnstalleerde sensors en instrumenten.
18-1 Setup > Systeem > Systeem Taal Selecteer de taal voor de windows. Tip: Als u de huidige taal niet begrijpt, vindt u de taalinstellingen boven in het systeemmenu. Schermverlichting Selecteer het niveau van de schermverlichting voor de toetsen en het display. Nachtmodus De nachtmodus stelt de kleuren voor alle windows in. Normale kleuren, voor overdag Alle windows hebben een kleurenschema dat voor duisternis is geoptimaliseerd. Beep volume Kies het piepvolume voor de toetsaanslagen. Autom.
SmartCraft Er is geen SmartCraft gateway gemonteerd. De SmartCraft functies uitschakelen. Er is een SmartCraft gateway gemonteerd. Werking SmartCraft inschakelen. AIS Er is geen geschikte AISontvanger geïnstalleerd. Schakel AIS uit. Er is een geschikte AIS-ontvanger geïnstalleerd. Schakel AIS in. 18-2 Setup > Kaart > Kaart Draaiing De opties voor draaiing van de kaart zijn als volgt: Nrd. boven Het noorden staat altijd boven in het kaartdisplay.
Kaartdatum GPS-posities zijn gebaseerd op de wereldwijde referentie(datum) WGS 84. De meeste papieren kaarten zijn gebaseerd op WGS 84. Sommige papieren kaarten zijn echter gebaseerd op andere datums. In die gevallen verschillen de breedtegraaden de lengtegraadcoördinaten van objecten op het kaartdisplay van het apparaat met de breedtegraad- en de lengtegraadcoördinaten van deze objecten op papieren kaarten.
NMEA-repeater komen overeen met de coördinaten op het apparaat. De coördinaten voor breedte- en lengtegraad die via een NMEA VHFzender worden verzonden, wijken echter iets af van de coördinaten op een WGS 84-kaart. Kaartverschuiving Sommige kaarten hebben consistente positiefouten. U kunt dit corrigeren met een kaartverschuiving.
Niveaus mengen De kaarten met minder detail worden gemengd met kaarten met meer detail op kaartgrenzen. : Kaart met minder detail wordt niet weergegeven. : Kaart met minder detail wordt weergegeven; deze wordt langzamer getekend. Anticlutter Er worden namen en iconen weergegeven. Opmerking: Dit is onafhankelijk van de verandering in detail die bij verschillende zoomniveaus wordt getoond. Sommige minder belangrijke namen en iconen bij overlappen verborgen om de kaart duidelijker te maken.
Diepte- & maximumlodingen De maximale diepte voor dieptelijnen en puntlodingen. Getijdestroom geeft dynamische getijdestromingen weer: de pijlen op een kaartwindow geven de huidige getijdestroming en richting weer (hiervoor hebt u een GPS-ontvanger en NT MAX-kaart nodig) Submenu Land Kenmerken land toont landkenmerken, zoals regio’s, rivieren, wegen, treinrails, luchthavens.
18-3 Configuratie> EchoSounder > Echo Frequentie U kunt kiezen uit: 200 kHz, 50 kHz en Gemengd. Scrollsnelheid Gebruik deze functie om de scrollsnelheid op het display in te stellen. U kunt kiezen uit: Heel snel, Snel, Medium, Langzaam en Pauze. De diepte van het water heeft ook invloed op de snelheid van het display. Hogere scrollsnelheden in combinatie met een lagere bootsnelheid (meestal tussen 2 en 6 knopen) geven de meeste visdetails weer.
Selecteer Medium of Hoog voor een gladder bodemspoor: dit kan nuttig zijn om een diepere bodem weer te geven. Bij deze instellingen kan het echter ook gebeuren dat visecho’s niet meer worden weergegeven. Selecteer Uit om de meeste vis te vinden. Oppervlakte clutter filter Gebruik dit filter om oppervlakteruis te verbergen. Belangrijke echo’s (zoals vissen) worden wel weergegeven. Pulslengte Dit kan worden gebruikt om de lengte van het verzonden ultrasone pulssignaal aan te passen.
Head up betekent dat het radarbeeld onder uw boot draait, zodat de richting waarin u vaart naar de bovenkant van het radarscherm wijst. U kunt de visuele weergave aan de voorzijde van uw boot gemakkelijk vergelijken met het radarscherm. Koers boven werkt alleen als er COG- of koersgegevens beschikbaar zijn van een koerssensor en als er een actieve route is.
Gebruik de storingsonderdrukkingsoptie om de storingspatronen en de breedte van de storingslijnen te verminderen. Er zijn vier opties: Uit. Storingsonderdrukking is uit. Laag: de storingsonderdrukking is ingesteld op minimale sterkte. Medium: de storingsonderdrukking is ingesteld op gemiddelde sterkte. Hoog: de storingsonderdrukking is ingesteld op maximale sterkte. Bij deze instelling kan het moeilijker zijn om bepaalde doelen en radarbakens waar te nemen.
De koerslijn weergeven. De koerslijn verbergen. 18-4-1 Setup > Radar > Installatie > Radar > Installatie Opmerking: Deze optie wordt alleen weergegeven als de radar is ingeschakeld. Park position ! CAUTION ! WARNING Het brandstofverbruik DANGER kan drastisch veranderen door de bootbelasting en de omstandigheden CAUTION op zee. Neem altijd voldoende brandstof mee voor de reis, plus een reservevoorraad.
De instelling voor het nulbereik aanpassen • Plaats uw schip ongeveer 45 tot 90 m vanaf en parallel aan een steiger met rechte muren of iets dergelijks. • Pas de instelling voor de versterking eventueel aan zodat u een redelijk goed beeld van de steigerecho op het radardisplay ziet. De steigerecho ziet er op dit moment misschien krom uit.
Een lagere waarde betekent dat de metingen over een kortere periode worden genomen. Hierdoor krijgt u de nauwkeurigste waarde, maar wel met de meeste fluctuaties. 18-6 Setup > Brandstof > Brandstof Opmerking: Voor de brandstoffuncties moeten de brandstofverbruiksensors zijn geïnstalleerd. Bron Selecteer de te gebruiken brandstofverbruiksensors als de boot één of meerdere sets brandstofsensors heeft. Meestal is Auto de beste instelling.
invloed op de aflezing van verbruikte Brandstof. Instelling tanksAls de boot meerdere tanks heeft, selecteert u Tank en daarna de tanks één voor één. U kunt voor de geselecteerde tank het volgende invoeren: Tankafmetingen: De inhoud van de tank. Simrad raadt aan de tankafmetingen te meten door de brandstoftank af te tappen, deze helemaal te vullen en de waarde van de brandstofpomp af te lezen. Let op luchtbellen, vooral bij tanks onder de vloer.
Tijd Selecteer de tijd voor plotinterval: 1, 5 - 10 - 30 seconden of 1 minuut. Gebruikt geheugen Het percentage van het geheugen dat wordt gebruikt voor de track die wordt geregistreerd. Tip: Gebruik het display van de gebruikerskaart om het aantal punten te controleren dat voor elke track is geregistreerd. Track verzenden Deze optie is voor gebruik met oudere apparaten. Neem voor meer informatie contact op met uw Simrad dealer.
18-8 Setup > AIS > AIS Opmerking:Voor deze functie is een AISontvanger benodigd. Filteren op type Niet-geselecteerde vaartuigtypes worden van de kaart gefilterd Standaard worden alle vaartuigtypes op de kaart weergegeven. Filteren op afstand Vaartuigen buiten een geselecteerde radius vanaf de huidige positie worden van de kaart gefilterd. De standaardwaarde is 300 nm, zodat alle vaartuigen binnen deze straal op de kaart worden weergegeven.
Nabijheidsalarm Wanneer deze functie is ingeschakeld, dan wordt het alarm geactiveerd als een AIS-vaartuig zich binnen de straal van het nabijheidsalarm bevindt. 18-9 Setup > Logboeken > Logboeken Reisafstand resetten Hiermee wordt de reisafstand op nul gezet. Totale afstand resetten Met deze optie wordt de totale afstand op nul gezet. Motoruren resetten Gebruik deze optie om de motoruren op nul te zetten.
Hoogte vt (voet) of m (meter) Brandstof Liter, USGal (Amerikaanse gallon) of ImpGal (Britse gallon) Kompas °T (ware noorden) of °M (magnetische noorden) Temperatuur °F (Fahrenheit) of °C (Celsius) Wind (optioneel) Hiervoor is een windinstrument nodig: True of Sch. (schijnbaar) Opmerking: De eenheden voor windsnelheid zijn de snelheidseenheden. Druk Hiervoor is SmartCraft nodig: kPa of psi Baro Hiervoor is een marifoon nodig met barometer aangesloten via NavBus: InHg of mB.
Opmerking: Voor een nauwkeurige kalibratie moet de snelheid van een GPS-ontvanger hoger zijn dan 5 knopen en moet de snelheid van een andere transducer met schoepenwiel tussen 5 en 20 knopen liggen. U krijgt de beste resultaten onder rustige omstandigheden met minimale stroming (bij eb of vloed). Calibrating speed Vaar met een constante en bekende snelheid.
Kieloffset Een dieptetransducer meet de diepten onder de plaats waar de transducer in het schip is gemonteerd, meestal nabij de kiel van de boot. Het apparaat berekent de diepten die moeten worden weergegeven door de kieloffset toe te voegen aan alle gemeten diepten. A Stel een kieloffset van nul in om diepten onder de transducer weer te geven. B Voer een positieve kieloffset in om de weergegeven diepte te vergroten.
18-16 Setup > Simuleren > Simuleren Simuleren Modus U kunt uit twee mogelijkheden kiezen voor Modus: Normaal - simuleert dat de boot zich verplaatst vanaf het geselecteerde startpunt met de opgegeven snelheid en richting. De opties voor Normaal zijn: Snelheid: De gesimuleerde bootsnelheid die moet worden gebruikt. Koers: De gesimuleerde koers over de grond. Opmerking: U kunt het startpunt kiezen op het kaartwindow voordat u de simulatie start.
19 Installatie 19-1 Installatie: Wat wordt er bij mijn NX40/45 geleverd? • Beeldscherm NX40/45. • Beschermkap voor het apparaat (plaats de beschermkap over het apparaat als het apparaat niet wordt gebruikt). • Voorpaneel (breng het paneel installeren van het apparaat). aan na het • Stroomkabel. • Bevestigingsbeugel en klemknoppen. ! CAUTION ! WARNING Zorg dat eventueel DANGER uitgezaagde gaten zich op een veilige plaats bevinden en CAUTION de bootconstructie niet verzwakken.
! WARNING DANGER CAUTION Monteer geen onderdelen op plaatsen waar ze als handgreep kunnen worden gebruikt, onder water kunnen komen te staan of bij de bediening, tewaterlating of takelwerkzaamheden een belemmering vormen. Monteer voor een goede werking geen onderdelen of kabels binnen 0,5 m (20”) van het vlak van een radarantenne of binnen 1 m (3 ft) van een kompas of bron van elektrische ruis, zoals motoren, TL-buizen en stroomomvormers.
Aansluitingen A SONAR: Dieptemetertransducer B Video in: Video-ingang (Analoog composiet [NTSC-PAL]) C Comms: Niet gebruikt D GPS: SimNet AT40-poort E Fuel/Nav: ‑ Brandstof Transducer ‑ SmartCraft Gateway F Radar: Simrad radarprocessor A B C D E F G G Stroomkabel Bedrading stroomkabel AT40 naar SimNet Draad Functie Rood Plusvoeding in, 10 tot 35 V DC Zwart Aarde: voeding negatief, NMEA aarde (Verbind beide zwarte kabels met aarde) Wit NMEA out Geel Automatisch inschakelen ‑ Aansluiten op
19-3 Installatie: De displayunit Zoek eerst een geschikte bevestigingspositie voor de displayunit van de NX40/45: • Denk daarbij aan de beste positie voor het bekijken en bedienen van de NX40/45. Over het algemeen is dit een redelijk afgeschermd gebied, uit de buurt van obstakels. • Minstens 100 mm (4”) uit de buurt van het kompas, minstens 300 mm (12”) uit de buurt van radiozenders en minstens 1,2 m (4 ft) uit de buurt van antennes.
apparaat worden gebruikt. Deze staan aangegeven in de hoeken op de bevestigingsmal. • Sluit alle kabels aan op de achterkant van het apparaat voordat u het apparaat in het paneel plaatst. • Zet het apparaat goed vast met de 4 zelftappende schroeven. Opmerking: De 5 stuks zelftappende 14G-schroeven zijn alleen voor bevestiging van de beugel. • Klem het voorpaneel installatie te voltooien.
19-4 Installatie: Stroomkabel De stroomkabel heeft kabelaansluitingen. een zwarte borgring en • Sluit het apparaat aan voor Automatisch inschakelen om het apparaat met het contact van de boot in te schakelen of om de motoruren te registreren of om de totale verbruikte brandstof te registreren (bijvoorbeeld als er Simrad benzinesensors zijn gemonteerd of als SmartCraft zonder brandstoftankpeilsensors is gemonteerd). Sluit het apparaat in alle andere gevallen aan voor normaal inschakelen.
Stroomkabel Rood Zwart Groen Externe zoemers of lichten 19-5 GPS-antenne Een antenne monteren Monteer de met SimNet compatibele antenne via de AT40 SimNet converter of een SimNet koppeling. Raadpleeg de installatiehandleiding voor de antenne 19-6 Installatie: Echotransducer ! CAUTION ! WARNING MOB werkt niet als het DANGER apparaat geen GPSpositie ontvangt. CAUTION CAUTION Sluit de transducer aan op de blauwe connector van het apparaat; haal de borgring aan.
19-8 Installatie: SmartCraft Als de boot één of twee voor SmartCraft geschikte Mercury-benzinemotoren heeft, sluit dan het apparaat op de SmartCraft motoren aan met een optionele SmartCraft gateway. Het display kan motorgegevens en de trim tonen en de treilsnelheid regelen. Opmerking: • Monteer een enkele gateway bij één motoren en een dubbele gateway bij twee motoren. • SmartCraft motoren brandstofverbruiksensors, dan brandstofsensors niet nodig.
• Diepte, snelheid van het schoepenwiel en watertemperatuur vanaf een compatibel instrument ontvangen en weergeven. • Gegevens van een optionele compatibele GPS-bron ontvangen. • Gegevens over GPS-positie en andere gegevens naar een autopilot of ander instrument verzenden. Voor een autopilot zijn APB-, APA- en VTG-regels nodig. Als u tijdens de setup NMEA-gegevens naar andere instrumenten wilt sturen, stel dan NMEA uit in op en geef aan welke NMEA-gegevens moeten worden verzonden.
19-12 Installatie: Setup en test Setup en test • Plaats een afsluitkap op ongebruikte connectors aan de achterkant van het apparaat. Zorg dat alle connectors in het apparaat zijn gestoken en dat de displayunit is geplaatst. • Als de displayunit met een beugel is bevestigd, dan kunt u de kanteling en draaiing aanpassen en het apparaat daarna met de knop vastzetten. • Plaats het gewenste MAP-kaarten. geheugenkaartje met C- • Schakel het apparaat in.
20 Specificaties ALGEMEEN GPS-NAVIGATIE Afmetingen NX45: 256 mm (10,08“) H x 385 mm (15,16“) B x 78,5 mm (3,09“) D. Houd rekening met 3 mm ruimte aan beide kanten voor de beschermkap. Geheugenkaartje met kaarten: SDgeheugenkaartje met C-MAP™ (NT MAX, NT+ of NT) NX45 scherm: 307 mm (12,1”) diagonaal, TFT kleur, 800 x 600 pixels. Waypoints: maximaal 3000, met standaard of door de gebruiker opgegeven alfanumerieke namen van maximaal acht tekens.
Snelheid (van schoepenwiel): transducer met • 1 tot 96,6 kpu (57,5 mpu, 50 kn). BRANDSTOFCOMPUTER (Optionele brandstofsensor(s) vereist) Motortypen: • Buitenboordmotoren, tweetakt, benzine, met carburateur en elektronische brandstofinspuiting: 50 tot 300 pk. • Buitenboordmotoren, benzine: 90 tot 300 pk. viertakt, • Binnenboordmotoren 70 tot 400 pk.
Fysieke afmetingen (afmetingen in mm) Simrad NX40 285 77 12 285 12 3.4 190 21 77 3.4 190 21 385 Simrad NX45 385 12.3 7 Simrad NX40/45 Installatie- en bedieningshandleiding 256 7 80.3 256 30 30 80.3 12.
Lijst met datums Adindan Afgooye AIN EL ABD 1970 American Samoa 1962 Anna 1 Astro 1965 Antigua Island Astro 1943 ARC 1950 ARC 1960 Ascension Island 1958 Astro Beacon ‘E’ 1945 Astro DOS 71/4 Astro Station 1952 Astro Tern Island (Frig) 1961 Australian Geodetic 1966 Australian Geodetic 1984 Ayabelle Lighthouse Bellevue (IGN) Bermuda 1957 Bissau Bogota Observatory Bukit Rimpah Camp Area Astro Campo Inchauspe 1969 Canton Astro 1966 Cape Cape Canaveral Carthage Chatham Island Astro 1971 Chua Astro Co-ord. Sys.
21 Problemen oplossen Deze leidraad voor het oplossen van problemen is geschreven in de veronderstelling dat de gebruiker de relevante hoofdstukken van deze handleiding heeft gelezen en begrijpt. Het is vaak mogelijk problemen op te lossen zonder het apparaat voor reparatie naar de fabrikant te sturen. Volg de instructies in dit hoofdstuk voor het oplossen van problemen voordat u contact opneemt met de dichtstbijzijnde Simrad dealer.
• De SimNet-kabel is apparaat aangesloten. niet op het ingeschakeld. Controleer de instellingen voor NMEA. 2-2 GPS-positie wijkt meer dan 10 m (33 vt) af van werkelijke positie: • Controleer of het apparaat goed is aangesloten. • Het apparaat staat in simulatiemodus. Schakel simulatiemodus uit. de de • De normale afwijking in GPS-positie is meer dan 10 m (33 vt) gedurende ongeveer 5% van de tijd.
hiervoor de installatiehandleiding voor het brandstofsysteem. Als u dit niet doet, vervalt de garantie. • Controleer de brandstofkabel van uiteinde tot uiteinde op schade zoals gescheurde, gebroken, geplette of vastzittende delen. • Controleer schoon is. of het brandstoffilter 3-3 Een installatie met motoren geeft slechts brandstofverbruikwaarde aan: twee één • Controleer of het aantal motoren is ingesteld op 2.
• Het apparaat verwijdert dan zwakkere signalen zoals vissen of zelfs de bodem van het scherm. U kunt dit controleren door andere instrumenten, accessoires (zoals een lenspomp) en de motor uit te schakelen tot het betreffende apparaat is gelokaliseerd. U kunt het volgende proberen om problemen met elektrische ruis te voorkomen: • De transducer kan zich in turbulent water bevinden. Luchtbellen in het water verstoren de terugkerende echo’s zodat het apparaat de bodem of andere doelen niet kan detecteren.
• Als u hier problemen mee heeft moet u wellicht uw radar verplaatsen. Raadpleeg de Installatiegids voor uw radartype voor advies. 5-3 De radar geeft bij elke scanrotatie andere patronen weer • Storingspatronen verschijnen bij elke scanrotatie altijd op een andere plaats. Dit kunnen willekeurig verspreide spikkels zijn of stippellijnen die zich uitstrekken vanaf het midden naar de rand van het radarwindow, vaak in spiraalvorm.
22 Woordenlijst en navigatiegegevens Luchttemperatuur Luchttemperatuur (hiervoor is een Simrad 721 Marifoon nodig). Ga naar - Een eenvoudige manier om rechtstreeks naar een waypoint of naar de cursorpositie te navigeren. Alarmstatus - toont een symbool voor elk alarm dat is ingeschakeld. Het symbool is normaliter zwart, maar wordt rood als het alarm wordt geactiveerd. GPS Global Positioning System. Een navigatiesysteem op basis van satellietsignalen.
TTN - Afstand tot de volgende positie waarheen de NX40/45 navigeert; dit is een waypoint of de cursor. UTC - Universal Time Coordinated of Coordinated Universal Time, een wereldwijd gebruikte standaardtijd, voorheen Greenwich Mean Time (GMT) genoemd. VHF - Very High Frequency. Het frequentiebereik dat door marifoons en AIS wordt gebruikt. Waypoint - Een waypoint is een positie die u op de kaart kunt instellen, bijvoorbeeld een visplek of een punt op een route.
23 Navigatiegegevens • • • BRG BRG CDI Bearing to Destination: peiling tot de bestemming vanaf de boot. Bearing to cursor: peiling tot de cursor vanaf de boot Course Deviation Indicator: als de boot naar een bepaald punt navigeert, ziet u op de kaart- en snelwegwindows een parallelle lijn aan beide zijden van de geplande koers. Deze twee lijnen worden CDI-lijnen (Course Deviation Indicator) genoemd. De afstand van de berekende koers naar een CDI-lijn is de CDI-schaal.
24 Conformiteitsverklaringen FCC-verklaring Opmerking: Deze apparatuur is getest en voldoet aan de eisen voor een digitaal Klasse B-apparaat, volgens Deel 15 van de FCC Richtlijnen. Deze eisen zijn bedoeld om voldoende bescherming te bieden tegen schadelijke storing in een normale installatie. Deze apparatuur genereert, gebruikt en straalt hoogfrequentie-energie uit. Als de apparatuur niet is geïnstalleerd volgens de instructies, dan kan dit leiden tot schadelijke storing van radiocommunicatie.
NX40/45 Installatie- & Bedieningshandboek NL, Doc.-nr.