Operation Manual

Bandenspanning 33
Brandstofreserve 33
Knipperlicht 33
Aanhangwagenknipperlichten 34
Mistlampen 34
Snelheidsregelsysteem/snelheidsbegrenzer 34
Rempedaal (automatische versnellingsbak)
34
Grootlicht 34
Automatische versnellingsbak 34
Gordelwaarschuwingslampje achter 34
Dynamo 35
Koelvloeistof 35
Motoroliedruk 35
Motoroliepeil 35
Defect lampje 36
Roetfilter (dieselmotor) 36
Ruitensproeiervloeistofpeil 36
Start-stopsysteem 36
Weergave voor lage temperatuur 36
Afstandswaarschuwing (Front Assist) 37
Voorwaarschuwing/noodstop (Front Assist) 37
Service 37
De controlelampjes in het instrumentenpaneel geven de actuele toestand aan
van bepaalde functies resp. storingen.
Bij sommige controlelampjes die gaan branden, klinken bovendien akoestische
signalen en verschijnen meldingen op het display in het instrumentenpaneel.
Na het inschakelen van het contact gaan enkele controlelampjes ter controle
van de werking van de wagensystemen kort branden. Indien de gecontroleer-
de systemen in orde zijn, gaan de betreffende controlelampjes enkele secon-
den na het inschakelen van het contact of na het starten van de motor uit.
De controlelampjes bevinden zich op de volgende plaatsen in het instrumen-
tenpaneel » afb. 17 op pag. 28 resp. » afb. 18 op pag. 28.
Toerenteller
1
Display
2
Snelheidsmeter
3
Rij controlelampjes
4
Controlelampjes op het display
Afhankelijk van de betekenis gaat samen met enkele controlelampjes op het
display ook het controlelampje
(gevaar) of
(waarschuwing) in de regel
met controlelampjes
4
» afb. 17 op pag. 28 resp. » afb. 18 op pag. 28 branden.
ATTENTIE
Het negeren van brandende controlelampjes en de bijbehorende meldin-
gen resp. aanwijzingen op het display van het instrumentenpaneel kan lei-
den tot zware verwondingen of schade aan de wagen.
Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan
op een veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de
alarmlichten in » pag. 58. De gevarendriehoek op de voorgeschreven af-
stand neerzetten.
De motorruimte van de wagen is een gevaarlijke omgeving. Bij werk-
zaamheden in de motorruimte dienen de volgende waarschuwingsaanwij-
zingen beslist te worden opgevolgd » pag. 132, Motorruimte.
Handrem
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 30.
brandt - de handrem is aangetrokken.
Wanneer bij aangetrokken handrem een snelheid van 5 km/h wordt overschre-
den, klinkt een geluidssignaal.
De handrem loszetten.
Remsysteem
Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.
brandt - het remvloeistofpeil in het remsysteem is te laag.
De motor afzetten,
niet verder rijden! De hulp van een specialist inroepen.
ATTENTIE
Een storing aan het remsysteem kan leiden tot een langere remweg bij het
remmen - gevaar voor ongevallen!
30
Bediening