Operation Manual
▶
De hulp van een specialist inroepen.
De bijrijdersvoorairbag is met de sleutelschakelaar buiten werking gesteld
brandt na het inschakelen van het contact 4 seconden.
Een van de airbags of gordelspanners is met het diagnose-apparaat buiten
werking gesteld
brandt na het inschakelen van het contact 4 seconden en knippert vervol-
gens nog 12 seconden.
Airbag/ gordelspanner uitgeschakeld.
AIRBAG/ GORDELSPANNER UIT
ATTENTIE
Bij een storing in het airbagsysteem bestaat het gevaar dat het systeem bij
een ongeval niet wordt geactiveerd. Deze moet direct door een specialist
worden gecontroleerd.
Bandenspanning
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 30.
Wijziging van de bandenspanning
brandt - bij een van de banden is de bandenspanning veranderd.
Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal.
▶
Meteen de snelheid verlagen en heftige stuur- en remmanoeuvres voorko-
men.
▶
De wagen stoppen, het contact uitschakelen en de banden en de banden-
spanningen controleren » pag. 142.
▶
De bandenspanning zo nodig corrigeren of het betreffende wiel vervangen
» pag. 146 resp. de bandenafdichtset gebruiken » pag. 150.
▶
De bandenspanningswaarden in het systeem opslaan » pag. 113.
Systeemstoring
knippert ongeveer 1 minuut en brandt verder - er kan een storing in het sys-
teem voor de bandenspanningscontrole zijn.
▶
De wagen stoppen, het contact uitschakelen en de motor weer starten.
Als het controlelampje
na het starten van de motor weer knippert, is er een
systeemstoring.
▶
Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een spe-
cialist inroepen.
Losmaken van de accukabels
Als de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, gaat na het in-
schakelen van het contact het controlelampje
branden.
Na even te hebben gereden, moet het controlelampje doven.
Als na een korte rit het controlelampje niet uitgaat, is er sprake van een sto-
ring in het systeem.
▶
Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een spe-
cialist inroepen.
Andere gevallen
Voor het gaan branden van het controlelampje
kunnen ook de volgende re-
denen bestaan.
▶
De wagen is eenzijdig beladen. De lading gelijkmatig verdelen.
▶
De wielen van één as zijn zwaarder belast (bv. bij het rijden met een aan-
hangwagen of bij bergop of bergaf rijden).
▶
Sneeuwkettingen zijn gemonteerd.
▶
Een wiel werd verwisseld.
VOORZICHTIG
Onder bepaalde omstandigheden (bv. bij een sportieve rijstijl en op gladde of
onverharde wegen) kan het controlelampje in het instrumentenpaneel ver-
traagd of helemaal niet gaan branden.
Brandstofreserve
Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.
brandt - de brandstofvoorraad in de brandstoftank heeft de reservehoeveel-
heid (circa 7 liter) bereikt.
Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal.
▶
Tanken a.u.b. » pag. 131.
Let op
De tekst op het display gaat uit als er is getankt en een kort stuk is gereden.
Knipperlicht
Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.
knippert - het linkerknipperlicht is ingeschakeld.
33
Instrumenten en controlelampjes