Operation Manual

Instructies Voor de Gebruiker
63
4. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
4.1 Kookzones
Het apparaat heeft 5 kookzones met
verschillende diameters en vermogens. Hun
positie wordt duidelijk aangegeven door
cirkels en de warmte wordt afgebakend
binnen de diameters die op het glas getekend
zijn.
De 5 kookzones zijn van het type HIGH-LIGHT, zij gaan na enkele
seconden aan en de verwarming kan worden geregeld via de knop op het
frontpaneel, van een minimumstand 1 tot een maximum van 9.
De kookzones met twee concentrische cirkels (
) en met cirkel +
visplaat (
) hebben een dubbele verwarming: binnen de kleine diameter,
of binnen beide diameters.
De vijf lampjes aan de voorzijde tussen de kookzones gaan
branden wanneer één of meer kookzones warmer zijn dan
60°C.
Door deze inrichting kan men weten, na het gebruik van de plaat, of er in
één of meer kookzones nog een temperatuur boven 60°C is.
De lampjes doven pas wanneer de temperatuur onder de circa 60° is
gedaald.
Wanneer de plaat voor het eerst wordt gebruikt, is het wenselijk hem
voldoende lang op de maximum temperatuur te verwarmen om
eventuele olieachtige fabricageresten, die het voedsel een
onaangename reuk zouden kunnen geven, te verbranden.
Voor een goed rendement en een juist energieverbruik mogen alleen
pannen worden gebruikt die geschikt zijn voor gebruik op elektrische
kookplaten:
de bodem van de pannen moet erg dik en
perfect vlak zijn en moet bovendien schoon en
droog zijn, zoals ook de kookplaat zelf.
Gebruik geen gietijzeren pannen of pannen
met een ruwe bodem, want die zouden het
oppervlak van de kookplaat kunnen krassen.
De diameter van de bodem van de pannen
moet gelijk zijn aan de diameter van de cirkel
op de kookzones; als zij niet overeenkomen,
betekent dat energieverspilling.