Operation Manual
Instructies voor de installateur
2.3 Ventilatie van de ruimten
Het apparaat mag alleen in permanent geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien door de plaatselijk geldende normen. In de
ruimte waar het apparaat is geplaatst moet voldoende lucht kunnen
toestromen ter vervanging van die noodzakelijk voor de normale
verbranding van het gas en de normale verversing van de lucht de
ruimte zelf. De door roosters beschermde luchtinlaatopeningen moeten
voldoende groot zijn, in overeenstemming met de plaatselijk geldende
normen, en zo geplaatst dat ze, ook niet gedeeltelijk, kunnen worden
verstopt. De ruimte moet altijd voldoende worden geventileerd om de
door het koken veroorzaakte hitte en vocht af te voeren: vooral na
langdurig gebruik verdient het aanbeveling om een venster te openen of
de snelheid van de eventuele ventilatoren te verhogen.
2.4 Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden met
behulp van afvoerkappen aangesloten op een schoorsteen met
voldoende trek, of met een geforceerde afvoer. Een efficiënt
afzuigsysteem vereist een zorgvuldige planning door een voor deze
werkzaamheden bevoegde specialist, die zich zal moeten houden aan
de door de normen voorgeschreven posities en afstanden. Na voltooiing
van de werkzaamheden zal de installateur een verklaring van
overeenstemming moeten afgeven in overeenstemming met de
plaatselijk geldende voorschriften.
2.5 Aansluiting op het gas
Bij gebruik van een rubberslang in overeenstemming met de geldende
normen mag de lengte ervan niet meer dan 1,5 meter bedragen;
verzeker u ervan dat de slang niet met bewegende delen in aanraking
komt of wordt afgeknepen. De binnendiameter van de slang moet 8 mm
zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAAN en STADSGAS.
Controleer of aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
• dat de slang met veiligheidsklemmen aan de slangwartel is
bevestigd;
• dat hij over de volledige lengte ervan (max. 1,5 m) kan worden
geïnspecteerd;
• dat de slang op geen enkele punt met hete wanden (max. 50°C) in
aanraking komt;
• dat de slang niet blootgesteld is aan trekkrachten of -spanningen en
geen korte bochten of knikken heeft;
• dat de slang niet in aanraking komt met scherpe voorwerpen of
hoeken;
• indien een slang niet perfect afsluit en de oorzaak is van de
verspreiding van gas in de omgeving mag u niet proberen om hem
te repareren: vervang hem met een nieuwe slang. Controleer of de
op de slang aangebrachte gebruikstermijn niet is overschreden.
Let op: een rubberslang in overeenstemming met de geldende
normen mag uitsluitend bij een inspecteerbare installatie worden
gebruikt (Fig. B).
95