Operation Manual

Aanwijzingen voor de installateur
184
11.INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
11.1 Elektrische aansluiting
Het identificatieplaatje met de technische gegevens, het serienummer en de
merking is zichtbaar op het toestel aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Bij gebruik van een vaste aansluiting moet op de voedingslijn van het toestel, op
een makkelijk bereikbare plaats nabij het toestel zelf, een omnipolair
onderbrekingsmechanisme conform de installatieregels voorzien worden.
Wanneer een verbinding met stekker en stopcontact wordt gebruikt, moet
gecontroleerd worden of deze van hetzelfde type zijn. Gebruik geen
verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat die oververhitting of brand
zouden kunnen veroorzaken.
Werking op 220-240V~:
gebruik een driepolige
kabel van het type H05V2V2-F (kabel van 3 x 1,5
mm
2
). De draad voor de aarding (geel-groen) die
op het toestel moet worden aangesloten, moet
minstens 20 mm langer zijn dan de andere draden.
AANDACHT: De bovenstaande waarden verwijzen naar de diameter van de
interne geleider.
11.2 Vervanging van de kabel
Wanneer de stroomkabel moet vervangen
worden, moet de achtercarter verwijderd
worden door de schroeven los te draaien
zodat het klemmenbord kan bereikt worden.
Vervang de kabel. De diameter van de kabel
moet minstens 1,5 mm² (3 x 1,5) bedragen
(raadpleeg 11.1 Elektrische aansluiting).
Controleer of de kabels (oven en eventuele
kookplaat) een optimaal traject hebben,
zodat eender welk contact met de oven
wordt vermeden.
AANDACHT: Het aanhaalmoment van de schroeven van de stroomgeleiders
van het klemmenbord moet 1,5 - 2 Nm bedragen.