Operation Manual

150
Instructies voor de installateur
13. DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
13.1 Elektrische aansluiting
Het identificatieplaatje met de technische gegevens, het serienummer en
het merk is goed zichtbaar aangebracht op de omlijsting van de ovendeur.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
De aarding moet verplicht aangesloten worden volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische installetie.
Wanneer een vaste aansluiting wordt gebruikt, moet op de stroomtoevoerlijn
van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme worden
aangebracht waarvan de openingsafstand van de contacten minstens
3mm bedraagt, en dat op een makkelijk bereikbare plaats nabij het toestel
gemonteerd is.
Wanneer een verbinding met stekker en stopcontact wordt gebruikt, moet
gecontroleerd worden of deze van hetzelfde type zijn. Gebruik geen
verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat die oververhitting of
brand zouden kunnen veroorzaken.
Werking op 220-240 V~: gebruik een
driepolige kabel van het type H05RR-
F (kabel van 3 x 1.5 mm
2
) of
H05V2V2-F (kabel van 3 x 1.5 mm
2
).
Het uiteinde dat met het toestel moet
worden verbonden, moet een (geel-
groene) aardingsdraad hebben die
minstens 20 mm langer is.
In geval van vervanging van de stroomkabel moet u de carter aan de
achterkant demonteren en de schroeven losdraaien zoals wordt aangeduid
in de onderstaande figuur. De diameter van de kabel mag niet kleiner zijn
dan 1,5 mm
2
(kabel van 3 x 1,5) en moet bestand zijn tegen temperaturen
van 90°C (H05V2V2-F). Controleer of de kabels een optimaal traject volgen,
en gebruik klemmetjes om ze aan de zijkant van het meubel te bevestigen
om ieder contact met de oven te vermijden.