Operation Manual
74
Aanwijzingen voor de installateur
11. DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
11.1 Elektrische aansluiting
Het identificatieplaatje met de technische gegevens, het serienummer en
het merk is goed zichtbaar aangebracht op de omlijsting van de ovendeur.
Dit plaatje mag nooit verwijded worden.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Wanneer een vaste aansluiting wordt gebruikt, moet op de stroomtoevoerlijn
van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme worden aangebracht
waarvan de openingsafstand van de contacten minstens 3 mm bedraagt, en
dat zich op een makkelijk bereikbare plaats nabij het toestel bevindt.
Wanneer een verbinding met stekker en stopcontact wordt gebruikt, moet
gecontroleerd worden of deze van hetzelfde type zijn. Gebruik geen
verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat die oververhitting of
brand zouden kunnen veroorzaken.
Werking op 220-240 V~: gebruik een
driepolige kabel van het type H05RR-F
(kabel van 3 x 1.5 mm
2
) of H05V2V2-
F (kabel van 3 x 1.5 mm
2
).
Het uiteinde dat met het toestel moet
worden verbonden, moet een (geel-
groene) aardingsdraad hebben die minstens 20 mm langer is.
AANDACHT: DE BOVENSTAANDE WAARDEN HEBBEN BETREKKING TOT
DE DIAMETER VAN DE INTERNE GELEIDER.
Wanneer de stroomkabel moet vervangen worden, moet u de carter aan de
achterkant demonteren door de schroeven los te draaien zoals wordt
aangeduid in de onderstaande figuur. De diameter van de kabel mag niet
kleiner zijn dan 1,5 mm
2
(kabel van 3 x 1,5), en moet bestand zijn tegen
temperaturen tot 90°C (H05V2V2-F). Controleer of de kabels een optimaal
traject volgen, en gebruik klemmetjes om ze aan de zijkant van het meubel te
bevestigen zodat ieder contact met de oven vermeden wordt.