Operation Manual

Instructies voor de installateur
259
10.DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
10.1 Elektrische aansluiting
Het identificatieplaatje met de technische gegevens, het serienummer en de
merking is zichtbaar op het toestel aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Als er een vaste aansluiting wordt gebruikt, moet op de stroomlijn van het
toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme worden aangebracht
waarvan de afstand tussen de contactpunten minstens 3 mm bedraagt, die op
een makkelijk te bereiken plaats nabij het toestel gemonteerd is.
Wanneer een verbinding met stekker en stopcontact wordt gebruikt, moet
gecontroleerd worden of deze van hetzelfde type zijn. Gebruik geen
verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat die oververhitting of brand
zouden kunnen veroorzaken.
10.2 Vervanging van de kabel
Wanneer de stroomkabel moet vervangen
worden, moet de achtercarter verwijderd
worden door de schroeven los te draaien
zodat het klemmenbord kan bereikt
worden.
Vervang de kabel. De diameter van de
kabel moet minstens 1,5mm² (3 x 1,5)
bedragen.
Controleer of de kabels (oven en
eventuele kookplaat) een optimaal traject
hebben, zodat eender welk contact met
de oven wordt vermeden.