Operation Manual

Instructies voor de installateur
42
2.4 Ventilatie van de ruimtes
Het apparaat mag alleen worden geïnstalleerd in ruimten met ermanente
ventilatie, zoals voorzien door de normen.
In de ruimte waar het apparaat geïnstalleerd wordt dient zoveel lucht
binnen te stromen als vereist is voor de normale gasverbranding en voor
de normale luchtverversing in de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen,
beschermd met roosters, dienen de juiste afmetingen te hebben en
zodanig te zijn geplaatst dat ze niet geblokkeerd kunnen worden, zelfs
niet gedeeltelijk.
De ruimte dient altijd een adequate ventilatie te hebben om de warmte
en de vochtigheid, veroorzaakt door de bereidingen af te voeren: het is
aan te bevelen, in het bijzonder na langdurig gebruik, een raam te
openen of de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
2.5 Afvoer van verbrandingsproducten
De afvoer van verbrandingsproducten moet altijd verzekerd zijn door
middel van afzuigkappen die aangesloten zijn op een veiligwerkende
schoorsteenpijp met natuurlijke, of door middel van geforceerde
afzuiging. Een efficient afzuigsysteem vereist een zorgvuldig ontwerp
door een deskundige die in staat is dit systeem te realiseren, met
inachtneming van de voorgeschreven posities en afstanden. Na
plaatsing zal de installateur het certificaat van conformiteit moeten
afgegeven.
2.6 Gasaansluiting
De aansluiting op het gasnet kan worden verricht met een starre koperbuis
of met een flexibele buis met doorgaande wand en in overeenstemming
met de voorschriften van de normen. Controleer na de handeling met
behulp van een zeepoplossing, en nooit met een vlam, of de afdichting
perfect is. De kookplaat is goedgekeurd voor methaangas G25 (2L) met
een druk van 25 mbar. Voor voeding met andere types gas zie Hoofdstuk
“3 REGELING VAN HET GAS ”. Het verbindingsstuk heeft een externe
schroefdraad van ½” gas (ISO 7-1).
Aansluiting met starre koperbuis: de
aansluiting op het gasnet moet zodanig
geschieden dat het geen belastingen van welke
aard dan ook op het apparaat veroorzaakt. De
aansluiting kan gebeuren met een adapter D
met biconus, waarbij altijd de bijgeleverde
pakking C ertussen moet worden aangebracht.
Aansluiting met flexibele buis: gebruik
uitsluitend flexibele buisen volgens de geldende
voorschriften en zet altijd tussen het
verbindingsstuk A en de flexibele buis E de
geleverde pakking C.