Operation Manual

Instructies voor de installateur
66
4. Gasaansluiting
Bij installatie van het apparaat op een oven moet worden vermeden dat de gasbuis langs
de achterkant van de oven loopt om oververhitting ervan te voorkomen.
De aansluiting op het gasnet kan worden verricht met een starre koperbuis of met een
flexibele buis met doorgaande wand en in overeenstemming met de voorschriften van de
normen. Om de aansluiting ervan te vergemakkelijken kan, bij sommige modellen het
koppelstuk A aan de achterkant van het apparaat zijdelings worden gedraaid; om de
aansluiting te vergemakkelijken kan de verbinding A aan de achterkant van het apparaat
zijwaarts worden gericht; draai de zeskantmoer B los, draai de verbinding A in de
gewenste positie en span de zeskantmoer B opnieuw (de afdichting ervan wordt
verzekerd door een biconische messing ring). Controleer na de handeling met behulp van
een zeepoplossing, en nooit met een vlam, of de afdichting perfect is. De kookplaat is
goedgekeurd voor methaangas G25 (2L 3B/P) met een druk van 25 mbar. Voor voeding
met andere types gas zie Hoofdstuk “5. REGELING VAN HET GAS”. Het verbindingsstuk
heeft een externe schroefdraad van ½” gas (ISO 7-1).
Aansluiting met flexibele buis (alle modellen): gebruik uitsluitend flexibele buisen
volgens de geldende voorschriften (op de buis moet het opschrift AGREE AGB/BGV
leesbaar zijn) en zet altijd tussen het verbindingsstuk A en de flexibele buis E een
geschikte adaptor D. De adaptor D moet voorzien zijn van een interne cilindrische
leiddraad (ISO 228-1) aan het uiteinde zodat deze met het apparaat aangesloten kant
worden en een externe kegelvormige leiddraad (ISO 7-1) aan het uiteinde om aan de
buis te sluiten. Altijd de geleverde pakking B tussen het verbindingsstuk A en de
adaptor D zetten.
De flexibele buis moet zo worden gelegd dat de lengte van de leidingen niet meer is
dan 1.5 meter in maximale extensie; controleer of de leidingen niet in aanraking komen
met beweegbare delen of bekneld raken.
4.1 Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar en sluit de fles aan volgens de voorschriften van de normen.
Vergewis u ervan dat de voedingsdruk de waarden in acht neemt die worden
aangegeven in de tabel in Hoofdstuk “5.3 Instelling voor vloeibaar gas ”.