Operation Manual

Instructies voor de installateur
67
4.2 Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag alleen worden geïnstalleerd in ruimten met permanente ventilatie,
zoals voorzien door de normen. In het vertrek waarin het apparaat geïnstalleerd is moet
zoveel lucht kunnen toestromen als nodig is voor de reguliere verbranding van het gas
en de nodige luchtverversing in het vertrek zelf. De luchtinlaatopeningen, beschermd
door roosters, moeten correct gedimensioneerd zijn (voorschriften van de normen) en
zodanig geplaatst dat ze niet geheel of gedeeltelijk verstopt kunnen raken. De ruimte
moet naarbehoren geventileerd worden om de warmte en de vochtigheid, die door het
bakken worden veroorzaakt, te verwijderen: voraal, na langdurig gebruik, wordt
aanbevolen een raam te openen of eventueel de snelheid van de ventilatoren te
verhogen.
4.3 Afvoer van verbrandingsproducten
De afvoer van verbrandingsproducten moet worden verzekerd via wasemkappen die
zijn verbonden met een schouw met natuurlijke trek en de juiste doelmatigheid, door
geforceerde afzuiging. Een doelmatig afzuigsysteem vereist een nauwgezet ontwerp
door een specialist die daartoe bevoegd is, met inachtneming van de posities en
afstanden die door de normen worden opgelegd. Na de werkzaamheden moet de
installateur een conformiteitsverklaring afgeven.