User manual

Reiniging en onderhoud
113
NL
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Reiniging van de oppervlakken
Om de oppervlakken in goede staat te
houden, moeten ze na elk gebruik
gereinigd worden nadat ze afgekoeld zijn.
4.2 Wekelijkse gewone reiniging
Reinig en verzorg de kookplaat wekelijks
met behulp van een gewoon product voor
de reiniging van het glas. Neem de
aanwijzingen van de producent altijd in
acht. Het silicone dat aanwezig is in deze
producten produceert een beschermend
waterafstotend en vuilbestendig laagje. Alle
vlekken blijven achter op dat laagje en
kunnen dus makkelijk verwijderd worden.
Droog daarna het oppervlak met een
schone doek. Let op dat er geen resten
reinigingsmiddel achterblijven op de
kookplaat, omdat ze een bijtende reactie
zouden kunnen hebben wanneer de plaat
verwarmd wordt en de structuur ervan
zouden kunnen wijzigen.
4.3 Voedselresten of -vlekken
Eventuele lichtgekleurde sporen, veroorzaakt
door pannen met een aluminium bodem,
kunnen worden verwijderd met een met azijn
bevochtigde doek.
Als er na het gebruik van de kookplaat
verbrande resten achterblijven, moeten
deze worden verwijderd. Spoel met water
en droog goed met een schone doek.
Zandkorrels die eventueel op de kookplaat
gevallen zijn tijdens het wassen van sla of
aardappelen zouden de plaat kunnen
krassen wanneer de pannen verschoven
worden.
Verwijder eventuele zandkorrels dus
onmiddellijk van het oppervlak van de
kookplaat.
Kleurwijzigingen zijn niet van invloed op de
werking en de stabiliteit van het glas. Het
betreft geen wijzigingen van het materiaal van
de kookplaat, maar eenvoudige resten die
niet verwijderd werden en die dus
verbrandden.
Incorrect gebruik
Gevaar voor beschadiging van
de oppervlakken
Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
Mors tijdens de bereiding geen suiker of
zoete mengsels op de kookplaat.
Plaats geen materialen of stoffen die
zouden kunnen smelten (plastic of
aluminium).
Houd de kookplaat altijd schoon, en
plaats geen enkel voorwerp op de
sensortoetsen.
Gebruik op de stalen delen of de delen
waarvan het oppervlak met metalen
afwerkingen werd behandeld (bijv.
elektrolytische oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
Gebruik geen schurende of bijtende
middelen op de glazen onderdelen
(bijv. poeders, ontvlekkers of
metaalsponsjes). Gebruik eventueel
houten of plastic gereedschappen.