User manual
Gebruik
219
NL
3.5 Gebruik van de inductieplaten
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Het gebruik van de
kookplaat gebeurt door middel van
sensortoetsen Touch-Control. Raak het
symbool op het oppervlak van
glaskeramiek lichtjes aan. Elke aanraking
wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Recipiënten die geschikt zijn voor
inductiekoken
De voor het inductiekoken gebruikte
recipiënten moeten van metaal zijn en
beschikken over magnetische
eigenschappen en een bodem van
geschikte afmetingen.
Geschikte recipiënten:
• Recipiënten van geëmailleerd staal met
dikke bodem.
• Recipiënten van gietijzer met
geëmailleerde bodem.
• Recipiënten van meerlagig roestvrij staal,
roestvrij ferritisch staal en aluminium met
speciale bodem.
Niet geschikte recipiënten:
• Recipiënten van koper, roestvrij staal,
aluminium, vuurvast glas, hout, keramiek
en terracotta.
Om te controleren of de pan geschikt is,
volstaat het om een magneet tegen de
onderkant te houden: als de magneet wordt
aangetrokken is de pan geschikt voor een
inductiekookplaat.
Als u niet over een magneet beschikt, kunt u
in het recipiënt een kleine hoeveelheid
water gieten, het op een bereidingszone
plaatsen en de plaat inschakelen. Indien op
het display het symbool verschijnt, is de
pan niet geschikt.
Minimum diameter van de pan
Gedurende de eerste aansluiting
op het stroomnet wordt een
automatische controle uitgevoerd
die alle controlelampen enkele
seconden doet oplichten.
Gebruik uitsluitend pannen met een
perfect vlakke onderkant, die
geschikt zijn voor
inductiekookplaten. Het gebruik van
pannen met een onregelmatige
bodem kan er voor zorgen dat het
systeem niet goed werkt of dat het
systeem de pan niet herkent.
Grote
minimum
Ø
(cm)
aanbevolen
Ø
(cm)
F - R
9 11,5
Multizone
2 x 11
1 x 22
2 x 13,5
1 x 24,5