Operation Manual
Aanwijzingen voor de installateur
148
10.DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
10.1 Elektrische aansluiting
Het identificatieplaatje met de technische gegevens, het serienummer en de
merking is zichtbaar op het toestel aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Bij gebruik van een vaste aansluiting moet op de voedingslijn van het toestel, op
een makkelijk bereikbare plaats nabij het toestel zelf, een omnipolair
onderbrekingsmechanisme conform de installatieregels voorzien worden.
Wanneer een verbinding met stekker en stopcontact wordt gebruikt, moet
gecontroleerd worden of deze van hetzelfde type zijn. Gebruik geen
verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat die oververhitting of brand
zouden kunnen veroorzaken.
Werking op 220-240 V~: gebruik een driepolige
kabel van het type H05V2V2-F (kabel van 3 x 1.5
mm
2
).
Het uiteinde dat moet aangesloten worden op het
toestel, moet een (geel-groene) aardingsdraad
hebben die minstens 20 mm langer is.
AANDACHT: De bovenstaande waarden verwijzen naar de diameter van de
interne geleider.