Operation Manual
Aanwijzingen voor de installateur
199
11.DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
11.1 Elektrische aansluiting
De identificatieplaatje met de technische gegevens, het serienummer en de
merking is zichtbaar op het toestel aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
De aarding moet verplicht aangebracht zijn volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Bij gebruik van een vaste aansluiting moet op de voedingslijn van het toestel, op
een makkelijk bereikbare plaats nabij het toestel zelf, een omnipolair
onderbrekingsmechanisme conform de installatieregels voorzien worden.
Wanneer een stekker en stopcontact gebruikt worden, moet gecontroleerd
worden of deze van hetzelfde type zijn. Gebruik geen verloopstekkers, adapters
of aftakkingen, omdat die oververhitting of brand zouden kunnen veroorzaken.
Werking op 220-240 V~:
gebruik een driepolige kabel
van het type H05V2V2-F (kabel van 3 x 1.5 mm
2
).
Het uiteinde dat moet aangesloten worden op het
toestel, moet een (geel-groene) aardingsdraad
hebben die minstens 20 mm langer is.
AANDACHT: De bovenstaande waarden verwijzen naar de diameter van de
interne geleider.
11.2 Vervanging van de kabel
Wanneer de stroomkabel moet
vervangen worden, moet de achtercarter
verwijderd worden door de schroeven los
te draaien zodat het klemmenbord kan
bereikt worden.
Vervang de kabel. De diameter van de kabel
moet minstens 1,5mm² (3 x 1,5) bedragen
(raadpleeg 11.1 Elektrische aansluiting).
Controleer of de kabels (oven en
eventuele kookplaat) een optimaal traject
hebben, zodat eender welk contact met
de oven wordt vermeden.
AANDACHT:. Het aanhaalkoppel van de schroeven van de stroomgeleiders
van het klemmenbord moet 1,5 - 2 Nm bedragen.