Operation Manual
Aanwijzingen voor de installateur
264
12.DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
12.1 Elektrische aansluiting
De identificatieplaat met de technische gegevens, het serienummer en de
merking is zichtbaar op het toestel geplaatst.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
De aarding moet verplicht aangebracht zijn volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Wanneer het toestel met een vaste aansluiting wordt aangesloten op het net,
moet op de stroomtoevoerlijn een omnipolair onderbrekingsmechanisme
conform de regels van de installatie voorzien worden dat zich op een makkelijk
bereikbare plaats nabij het toestel bevindt.
wanneer een stekker en stopcontact gebruikt worden, moet gecontroleerd
worden of deze van hetzelfde type zijn. Gebruik geen verloopstekkers, adapters
of aftakkingen, omdat die oververhitting of brand zouden kunnen veroorzaken.
Werking op 220-240 V~: gebruik een driepolige
kabel van het type H05V2V2-F (kabel van 3 x 1.5
mm
2
).
Het uiteinde dat moet aangesloten worden op het toestel, moet een (geel-
groene) aardingsdraad hebben die minstens 20 mm langer is.
AANDACHT: De bovenstaande waarden verwijzen naar de diameter van de
interne geleider.