Operation Manual

Table Of Contents
Instructies voor de Installateur
9
2.4.3 Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar die voldoet aan de geldende norm en breng de aansluiting tot stand met de
gasfles, volgens de geldende norm. Vergewis u ervan dat de voedingsdruk in overeenstemming is
met de waarden die vermeld worden in de tabel in paragraaf “3.3/3.4 Tabellen met eigenschappen
van branders en sproeiers ”.
Schroef de kleine slanghouder F op de grote slanghouder A; sluit het zo
verkregen blok aan op het gasverbindingsstuk B (of gebruik de
slanghouder G die rechtstreeks moet worden aangesloten op het
gasverbindingsstuk B) en breng de pakking C ertussen aan. Steek de
uiteinden van de rubberen slang H op de slanghouder A+F (of G) en op
de uitlaataansluiting van de drukverminderaar op de gasfles. Bevestig
het uiteinde van de slang H op de slanghouders A+F (of G) met het
klembandje I volgens de geldende voorschriften.
De geïllustreerde slangaansluitingen A-F-G worden niet bij het apparaat geleverd. Gebruik uitsluitend
aansluitingen die aan de geldende norm voldoen.
2.4.4 Aansluiting met een buigzame stalen slang (voor alle gassoorten)
Dit type aansluiting kan worden gerealiseerd voor allebei de manieren van
installatie die worden geïllustreerd op de afb. "A" en "B" in hoofdstuk "2
INSTALLATIE VAN HET APPARAAT ". Gebruik uitsluitend buigzame slangen van
staal die voldoen aan de geldende norm, met een maximum lengte van 1.5 meter.
Schroef het uiteinde van de buigzame slang L met de pakking C op de
gasaansluiting B met extern schroefdraad ½” gas ISO 228-1.
Controleer de installatie op eventuele lekkages met zeepsop, nooit met een
vlam.