Inhoudsopgave 1 Aanwijzingen 160 Algemene veiligheidsinstructies Aansprakelijkheid van de fabrikant Beoogd gebruik Identificatieplaatje Deze gebruiksaanwijzing Afdanking De gebruikershandleiding raadplegen 2 Beschrijving 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 167 Algemene beschrijving Kookplaat Bedieningspaneel Andere onderdelen Beschikbare accessoires 3 Gebruik 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 De kookplaat reinigen De deur reinigen De ovenruimte reinigen Vapor Clean Buitengewoon onderhoud 5 Installatie 5.1 5.2 5.3 5.4 5.
Aanwijzingen 1 Aanwijzingen 1.1 Algemene veiligheidsinstructies Risico op persoonlijk letsel • Het apparaat en de bereikbare delen ervan worden zeer heet tijdens het gebruik. Raak geen verwarmde delen aan tijdens gebruik van het apparaat. • Bescherm de handen met behulp van ovenwanten bij het hanteren van voedsel in de oven. • Probeer geen brand of vlammen te doven met water: Schakel het apparaat uit en bedek de vlam met een deksel of een brandwerende deken.
• Steek geen metalen en puntige voorwerpen (bestek of kookgerei) in de gleuven van het apparaat. • Giet geen water rechtstreeks op hete schalen. • Houd de ovendeur dicht tijdens het koken. • Als u voedsel in de oven moet plaatsen of aan het einde van de bereiding, open de deur een aantal seconden lang 5 cm, laat de stoom ontsnappen en open de deur vervolgens helemaal. • Open de bergruimte (indien van toepassing) niet als de oven aan is en nog heet is.
Aanwijzingen Gevaar voor schade aan het apparaat • Gebruik geen schurende of bijtende middelen op de glazen onderdelen (bijv. poeders, ontvlekkers of metaalsponsjes). • Gebruik houten of plastic kookgerei. • Schuif roosters en ovenschalen zo ver mogelijk in de zijgeleiders. De mechanische veiligheidsvergrendelingen die voorkomen dat ze worden verwijderd, moeten naar beneden en de achterkant van de oven zijn gericht. • Ga niet op het apparaat zitten. • Reinig het apparaat niet met een stoomreiniger.
• Alle pannen moeten een effen en regelmatige bodem hebben. • In geval van overstroming of overkoken moet de vloeistof onmiddellijk van de kookplaat verwijderd worden. • Mors geen zure substanties, zoals citroensap of azijn op het fornuis. • Zet geen lege pannen of koekenpannen op bereidingszones die aan staan. • Als barsten of scheuren opgemerkt worden, of als het oppervlak van de glaskeramische plaat breekt, moet het apparaat onmiddellijk uitgeschakeld worden.
Aanwijzingen • Laat het apparaat aansluiten door gekwalificeerd technisch personeel. • Het apparaat moet worden geaard volgens de veiligheidsnormen voor elektrische systemen. • Gebruik kabels die een temperatuur van minstens 90 °C kunnen verdragen. • Zet de aansluitklem van de voedingskabels vast met een aandraaimoment van 1,5 - 2 Nm. Voor dit apparaat • Voordat u de lamp vervangt, moet het apparaat zijn uitgeschakeld. • Ga niet steunen of zitten op de geopende deur van het apparaat.
1.4 Identificatieplaatje Het identificatieplaatje bevat de technische gegevens, het serienummer en de merknaam van het apparaat. Het plaatje mag in geen geval worden verwijderd. 1.5 Deze gebruiksaanwijzing Deze gebruiksaanwijzing is een integrerend deel van het apparaat en moet gedurende de volledige levensduur intact en op een voor de gebruiker makkelijk bereikbare plaats worden bewaard. Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig voordat u het apparaat voor het eerst gebruikt. 1.
Aanwijzingen • Ken de apparatuur op het einde van de gebruiksduur toe aan geschikte centra voor de recycling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw gelijkaardig apparaat wordt gekocht. Onze apparaten zijn verpakt in nietvervuilende en recyclebare materialen. • Breng het verpakkingsmateriaal naar geschikte centra voor de recycling. Plastic verpakking Gevaar voor verstikking • Laat de verpakking, of delen ervan, niet onbewaakt achter.
Beschrijving 2 Beschrijving NL 2.
Beschrijving 2.2 Kookplaat AUX = Hulpbrander SR = Halfsnelle brander R = Snelle brander UR = Ultrasnel 2.3 Bedieningspaneel 1 Klok programmeereenheid 3 Controlelampje Voor de weergave van de actuele tijd, het instellen van de geprogrammeerde bereidingen en de kookwekker. Het controlelampje gaat branden om aan te geven dat de oven wordt opgewarmd. Het gaat uit zodra de ingestelde temperatuur is bereikt.
Beschrijving 5 fornuisknoppen Koelventilator Voor het ontsteken en regelen van de branders van de kookplaat. Druk de knoppen in en draai ze linksom op om de desbetreffende branders te ontsteken. Regel de vlam door de knoppen te draaien op de zone tussen de hoogste en de laagste stand. De ventilator koelt de oven en treedt in werking tijdens de bereiding. De ventilator produceert een regelmatige luchtstroom die aan de achterkant van het apparaat naar buiten stroomt.
Beschrijving 2.5 Beschikbare accessoires Ovenschaal Verkleiners. Handig voor kleine pannen. Rooster voor ovenschaal Nuttig voor het opvangen van vet dat afkomstig is van het voedsel op het rooster erboven. Diepe ovenschaal Om op een ovenschaal te zetten, voor het bereiden van voedsel dat kan lekken. Nuttig voor het opvangen van vet dat afkomstig is van het voedsel op het rooster erboven.
Beschrijving Draaispit Zelfreinigende panelen NL Nuttig voor het absorberen van kleine vetresten. Nuttig voor het bereiden van kip of voedsel dat uniform moet bereid worden. Rooster Nuttig voor het plaatsen van ovenschalen met voedsel tijdens de bereiding. Bepaalde modellen zijn niet van alle accessoires voorzien. De accessoires die met de levensmiddelen in aanraking komen, zijn gemaakt van materialen die overeenstemmen met de bepalingen van de toepasselijke wet.
Gebruik 3 Gebruik Aanwijzingen De temperatuur in de oven is hoog tijdens gebruik Gevaar op verbranding • Houd de ovendeur dicht tijdens het koken. • Bescherm uw handen met ovenwanten wanneer u eten in de oven verplaatst. • Raak niet de warmte-elementen in de oven aan. • Giet geen water rechtstreeks op hete schalen. • Houd kinderen jonger dan 8 jaar buiten bereik van het werkende apparaat.
Gebruik • Gebruik geen spuitbussen in de buurt van de oven. • Laat geen ontvlambaar materiaal in de nabijheid van de oven of in bergruimte achter. • Gebruik geen vaatwerk of plastic houders om voedsel te bereiden. • Plaats geen verzegelde blikken of containers in de oven. • Laat het toestel niet onbewaakt achter tijdens bereidingen waar vetten en oliën kunnen vrijkomen. • Verwijder alle ongebruikte ovenschalen en roosters uit de oven tijdens gebruik. Een gaslek kan een explosie veroorzaken.
Gebruik 3.1 Om energie te besparen 3.2 De accessoires gebruiken • U moet de oven alleen voorverwarmen als het recept dit vereist. • Tenzij anders wordt vermeld op het pakket, moet u bevroren voedsel eerst ontdooien voordat u het in de oven doet. • Wanneer u meerdere gerechten maakt, kunt u het beste niet alles te gelijk in de oven te doen, zodat u van de voorverwarmde oven kunt profiteren. • Gebruik bij voorkeur metalen en donkerkleurige bakvormen: deze helpen de warmte beter te absorberen.
Gebruik Roosters en ovenschalen Draaispit Roosters en ovenschalen moeten in de zijgeleiders worden geplaatst tot aan het eindpunt. 1. Breng de meegeleverde 4 draagpotten aan in de 4 gaten in de hoeken van de diepe ovenschaal. Draai ze met behulp van een gereedschap (bijv. een schroevendraaier) op de ringen vast. NL De mechanische veiligheidsvergrendelingen die vermijden dat het rooster ongewenst kan worden verwijderd, moeten naar beneden en naar de achterkant van de oven zijn gedraaid.
Gebruik 3. Rijg het voedsel op de spies van het draaispit door gebruik te maken van de bijgeleverde vorken. De vorken kunnen bevestigd worden met de bevestigingsschroeven. 5. Breng de ovenschaal op het eerste vlak aan (zie “Algemene beschrijving”). 6. Breng de punt van de spies in de motor van het draaispit aan de rechterzijde van de oven aan. 4. Plaats de spies van het draaispit op de steunen. Breng de punt van de spies helemaal aan in de zitting van het mechanisme op de linkersteun.
Gebruik De brander kan uitgaan wanneer u de knop loslaat: In dit geval is het thermokoppel niet voldoende opgewarmd. Wacht een aantal seconden en herhaal de procedure. Houd de knop langer ingedrukt. Bij een ongewenste uitschakeling zal een veiligheidsinrichting worden geactiveerd die de gastoevoer onderbreekt, ook als de gaskraan is geopend. Draai de knop op en wacht minstens 60 seconden voor u de gaspit weer ontsteekt. 3.
Gebruik Praktische tips voor het gebruik van de kookplaat Voor een betere efficiëntie van de brander en om het gasverbruik te minimaliseren, gebruik pannen met een deksel die het juiste formaat hebben voor de brander, zodat de vlammen niet onder de pan uit komen. Als de inhoud van de pan kookt, draai de vlam zover omlaag dat de vloeistof niet kan overkoken. Kookgereidiameters: • Hulpbrander: 12 - 14 cm. • Halfsnelle brander: 16 - 24 cm. • Snelle brander: 18 - 26 cm. • Ultrasnel: 18 - 28 cm. 3.
Gebruik Grill + draaispit Het draaispit werkt in combinatie met de centrale grillweerstand, zodat het voedsel een perfect goudbruine kleur krijgt. Grill Met de warmte die van het grill element komt kunnen uitstekende resultaten bereikt worden, zoals het roosteren van dun en iets dikker vlees, en in combinatie met het draaispit (waar voorzien) wordt aan het einde van de bereiding een uniforme goudbruine kleur verkregen. Ideaal voor worsten, ribbetjes en bacon.
Gebruik Eco Deze functie is vooral geschikt voor bereiding op één plaat met een laag energieverbruik. Aanbevolen voor alle soorten voedsel, behalve gerechten waarbij veel vocht vrijkomt (zoals groenten). Om maximale energiebesparing te behalen en de bereidingstijden te verkorten, wordt aanbevolen om het voedsel in de oven te zetten zonder de oven voor te verwarmen. 3.6 Kooktips Doe de deur niet open tijdens de bereiding wanneer u de ECOfunctie gebruikt.
Gebruik Advies voor het bereiden van gebak en koekjes • Gebruik bij voorkeur metalen en donkerkleurige bakvormen: deze helpen de warmte beter te absorberen. • De temperatuur en de tijdsduur van de bereiding hangen af van de kwaliteit en de dikte van het deeg. • Om te controleren of het gebak helemaal gaar is: Steek aan het einde van de bereiding een satéprikker in het dikste deel van het gebak. Wanneer het deeg niet aan de satéprikker blijft plakken, is het gebak klaar.
Gebruik 3.7 Digitale programmeerfunctie Instelling van de tijd De oven kan niet worden ingeschakeld als de tijd niet is ingesteld. Bij het eerste gebruik of na een stroomonderbreking zullen de cijfers zal op de display van het apparaat knipperen. 1. Druk tegelijkertijd op de toetsen Toets kookwekker Toets bereidingsduur Toets einde bereiding Toets waarde lager Toets waarde hoger Controleer of op de klok van de programmeereenheid het symbool van de bereidingsduur wordt weergegeven.
Gebruik 6. Druk tegelijkertijd op de toetsen Met bereiding met tijdinstelling wordt de functie bedoeld waarmee u met de bereiding kunt beginnen, en deze na een ingestelde tijd kan doen eindigen. 1. Selecteer bereidingsfunctie en temperatuur, en druk op de toets Het display zal de cijfers . en het symbool weergeven tussen de uren en de minuten. 2. Druk op de toetsen of gewenste minuten in te stellen. 3. Wacht ongeveer 5 seconden zonder op een toets te drukken om de functie te activeren.
Gebruik 3. Druk op de toetsen of gewenste minuten in te stellen. 4. Wacht ongeveer 5 seconden zonder op een toets te drukken om de functie te activeren. Op het display verschijnt de actuele tijd samen met de symbolen en . 5. Na de bereiding worden de verwarmingselementen gedeactiveerd. Op het display wordt het symbool uitgeschakeld, knippert het symbool en wordt een geluidssignaal geactiveerd. 6.
Gebruik Kooktabel Gewicht (Kg) Functie Positie van de Temperatuur geleider vanaf (°C) onderaan 1 220 - 230 1 220 - 230 Tijd (minuten) Lasagne Pasta uit de oven 3-4 3-4 Statisch Statisch Kalfsgebraad Varkenslende Worstjes Rosbief Gebraden konijn Kalkoenborst Gebraden Gebraden kip 2 2 1,5 1 1,5 3 2-3 1,2 Turbo/Statisch+ventilator Turbo/Statisch+ventilator Geventileerde grill Turbo/Statisch+ventilator Circulatie Turbo/Statisch+ventilator Turbo/Statisch+ventilator Turbo/Statisch+ventilator 2 2 4 2 2 2
Reiniging en onderhoud 4 Reiniging en onderhoud Aanwijzingen Incorrect gebruik Risico op beschadiging van oppervlakken • Reinig het apparaat niet met een stoomreiniger. • Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidatie, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten. • Gebruik geen schurende of bijtende middelen op de glazen onderdelen (bijv. poeders, ontvlekkers of metaalsponsjes).
Reiniging en onderhoud 4.1 De kookplaat reinigen Vonkontstekers en thermokoppels Roosters van de kookplaat Voor een goede werking moeten de vonkontstekers en de thermokoppels steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een houten tandenstoker of met een naald. Verwijder de roosters en reinig ze in lauw water met een niet-schurend reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle afzettingen.
Reiniging en onderhoud 4.2 De deur reinigen De deur demonteren Om de reiniging te vergemakkelijken, kunt u de ovendeur verwijderen. Voor een correcte demontage moet als volgt gehandeld worden: 1. Open de deur volledig en breng de twee pinnen aan in de scharnieren, zie de afbeelding. 2. Pak de deur aan beide kanten met beide handen vast, til de deur met een hoek van ongeveer 30° omhoog en verwijder de deur. 188 3.
Reiniging en onderhoud Voor een gemakkelijke schoonmaak, kunnen de binnenruiten van de deur worden gedemonteerd. 1. Open de deur. 2. Plaats de klemmen in de gaten in de scharnieren om te voorkomen dat de deur per ongeluk dicht gaat. 3. Trek het achterste gedeelte van het binnenste glazenpaneel voorzichtig omhoog en volg daarbij de beweging die aangegeven wordt door de pijlen (1). 4. Trek het binnenste glaspaneel uit de voorste strip (2) om het uit de deur te verwijderen. 5.
Reiniging en onderhoud 4.3 De ovenruimte reinigen Om de ovenruimte in goede staat te houden, moet hij na afkoeling regelmatig gereinigd worden. Laat geen voedselresten in de ovenruimte opdrogen aangezien daardoor de lak beschadigd kan raken. Verwijder de uitneembare delen alvorens de ovenruimte te reinigen. Voor een gemakkelijke schoonmaak is het aanbevolen om het volgende te demonteren: • De deur • De geleiderframes voor roosters/ ovenschalen • De pakking.
Reiniging en onderhoud De regeneratiecyclus van de zelfreinigende panelen is een reinigingsmethode via verwarming, die geschikt is voor het verwijderen van kleine vetresten, niet van suikerresten. 1. Maak eerst de onderkant en het bovenste gedeelte schoon met een microvezeldoek die u natgemaakt heeft met water en een neutraal afwasmiddel. Spoel grondig na. 2. Stel een regeneratiecyclus in door een ventilatie-geassisteerde functie te kiezen op de maximale temperatuur, gedurende één uur. 3.
Reiniging en onderhoud • Giet ongeveer 40 cc water in de ovenschaal. Let op dat het water niet uit de insnijding komt. • Sproei met een spray een oplossing van water en afwasmiddel op de binnenzijde van de oven. Sproei op de zijwanden, de bovenwand, het bodemvlak en de deflector. • Sluit de deur. Er wordt aanbevolen om maximaal 20 maal te sproeien. 192 Instelling van Vapor Clean 1. Draai de functieknop op het symbool en draai de temperatuurknop op het symbool . 2.
Reiniging en onderhoud 4. Open de deur en verwijder het minst hardnekkige vuil met een microvezeldoek. 5. Gebruik een krasbestendig sponsje met messingdraden voor hardnekkige aangekoekte resten. 6. Voor vetresten kunt u een specifiek ovenreinigingsproduct gebruiken. 7. Verwijder het resterende water uit de oven.
Reiniging en onderhoud De interne lamp vervangen Onderdelen onder spanning Gevaar voor elektrische schok 4. Trek de lamp naar buiten en demonteer hem. • Koppel het apparaat af. In de ovenruimte is een 40 Wlamp aangebracht. 1. Verwijder alle accessoires uit de oven. 2. Verwijder de geleiderframes voor roosters/ovenschalen. 3. Demonteer het lampenkapje met gereedschap (bijv. schroevendraaier). Zorg ervoor dat het email op de wanden van de ovenruimte geen krassen oplopen.
Installatie 5.1 Gasaansluiting Gaslek Ontploffingsgevaar • Controleer na een willekeurige handeling of de gasaansluitingen met een aandraaimoment van 10 Nm tot 15 Nm zijn vastgezet. • Gebruik, waar nodig, een drukregelaar die voldoet aan de van kracht zijnde norm. • Controleer aan het einde van de installatie met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam, of de aansluitingen lekken.
Installatie Schroef de slangaansluiting 3 zorgvuldig op de gasaansluiting van het toestel 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1), en breng daartussen de pakking 2 aan. De slangaansluiting 4 kan, afhankelijk van de diameter van de gebruikte slang, ook worden bevestigd op de slangaansluiting 3. Nadat u de slangconnector(s) hebt vastgezet, drukt u de gasslang 6 op de slangconnector en bevestigt u deze met de klem 5 die voldoet aan de geldende norm.
Aansluiten op LPG Ventilatie van de vertrekken Gebruik een drukregelaar en verricht de aansluiting op de gasfles volgens de richtlijnen in de geldende normen. Installeer het apparaat in een ruimte met permanente ventilatie volgens de geldende normen. In de ruimte waar het apparaat is geïnstalleerd, moet voldoende luchttoevoer aanwezig zijn voor een regelmatige gasverbranding en luchtverversing van de ruimte zelf.
Installatie Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig worden ontworpen door een specialist en moet worden uitgevoerd volgens de posities en de afstanden die zijn voorgeschreven. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven. 5.
Installatie 3. Zet de branders terug in de houders. De minimuminstelling voor aard- of stadsgas aanpassen Ontsteek de brander en draai hem op de laagste stand. Verwijder de knop van de gaskraan en draai aan de stelschroef naast het staafje van de kraan (afhankelijk van het model) tot de correcte minimum vlam is verkregen. Hermonteer de knop en controleer of de vlam van de brander stabiel is. Draai de knop snel van de hoogste naar de laagste stand: De vlam mag niet uitgaan.
Installatie Gastypen en landen Gastypen 1 Natuurgas G20 G20 20 mbar G20/25 20/25 mbar 2 Natuurgas G20 G20 25 mbar 3 Natuurgas G25 G25 25 mbar 4 Natuurgas G25.1 G25.1 25 mbar 5 Natuurgas G25 G25 20 mbar 6 Natuurgas G27 G27 20 mbar 7 Natuurgas G2.350 G2.
Installatie 1 Natuurgas G20 Nominaal verwarmingsvermogen (kW) Diameter straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Verminderde stroomsnelheid (W) 2 Natuurgas G20 – 25 mbar Nominaal verwarmingsvermogen (kW) Diameter straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Verminderde stroomsnelheid (W) 3 Natuurgas G25 – 25 mbar Nominaal verwarmingsvermogen (kW) Diameter straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Verminderde stroomsnelheid (W) 4 Natuurgas G25.
Installatie 8 LPG G30/31 Nominaal verwarmingsvermogen (kW) Diameter straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Verminderde stroomsnelheid (W) Nominale stroomsnelheid G30 (g/h) Nominale stroomsnelheid G31 (g/h) 9 LPG G30/G31 – 37 mbar Nominaal verwarmingsvermogen (kW) Diameter straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Verminderde stroomsnelheid (W) Nominale stroomsnelheid G30 (g/h) Nominale stroomsnelheid G31 (g/h) 10 LPG G30/G31 – 50 mbar Nominaal verwarmingsvermogen (kW) Diameter
Installatie Zwaar apparaat Pletgevaar • Plaats het apparaat in het meubel samen met een tweede persoon. Druk op de open deur Gevaar voor beschadiging van het apparaat • Gebruik de deur niet als hefboom om het apparaat in het meubel te plaatsen. • Oefen niet te veel kracht uit op de geopende deur. Alle wandeenheden die worden geïnstalleerd boven het werkblad van het apparaat op moeten minstens Y mm erboven worden geplaatst.
Installatie Afmetingen apparaat B - Klasse 2 subklasse 1 (Apparaat vrije installatie) A 900 mm B 600 mm C1 D min. 150 mm 900 - 915 mm H 750 mm I 450 mm L2 900 mm 1 Minimumafstand van zijwanden of ander ontvlambaar materiaal. 2 Minimumbreedte van kastje (=A). C - Klasse 2 subklasse 1 (Apparaat vrije installatie) Het apparaat moet volgens de van kracht zijnde normen geïnstalleerd worden door een gekwalificeerd technicus.
Installatie Afmetingen van het apparaat: locaties van gas- elektrische aansluitingen (mm) Plaatsing en nivellering Zwaar apparaat Gevaar voor beschadiging van het apparaat • Nadat de gas- en de elektrische aansluiting is uitgevoerd, moeten de vier bijgeleverde voetjes van het apparaat vastgedraaid worden. A 124 B 38 C 42 D 634 F min. 105 - max.
Installatie Bevestiging aan de wand 3. Assembleer de bevestigingsbeugel. Om omvallen van het apparaat te voorkomen, moeten de stabilisatoren worden geïnstalleerd. 1. Schroef het bevestigingsplaatje aan de achterkant van het apparaat aan de muur vast. 4. Lijn de onderkant van de haak van de bevestigingsbeugel uit met de onderkant van de rand van het bevestigingsplaatje aan de muur. 2. Regel de hoogte van de 4 pootjes.
Installatie 7. Plaats de beugel op de muur en geef de punten aan waar gaten in de muur moeten worden geboord. NL 5. Lijn de onderkant van de bevestigingsbeugel uit met de grond en draai de schroeven op de vastgestelde punten vast. 6. Houd tussen de zijkant van het apparaat en de gaten van de beugel 50 mm vrij. 8. Boor de gaten. Zet de beugel met pluggen en schroeven aan de muur vast. 9.
Installatie Montage van de plint De bijgeleverde plint is een integrerend deel van het product. Ze moet op het apparaat bevestigd worden voordat het apparaat zelf wordt geïnstalleerd. De plint moet steeds correct gepositioneerd en bevestigd worden op het apparaat. 1. Draai de 2 moeren B achter het vlak los. 2. Positioneer de plint zodanig boven het vlak dat de pinnen C overeenkomen met de openingen D. 3. Bevestig de plint op het vlak door de schroeven A vast te draaien. 5.
Installatie Met een driepolige kabel 3 x 1,5 mm². De bovenstaande waarden verwijzen naar de doorsnede van de interne conductor. De genoemde voedingskabels hebben afmetingen die rekening houden met de gelijktijdigheidsfactor (conform de norm EN 60335-2-6). Vaste aansluiting Plaats een meerpolige onderbreking voor de voeding, overeenkomstig de installatievoorschriften. De stroomonderbreker moet gemakkelijk bereikbaar zijn, in de buurt van het apparaat.
Installatie 5.5 Aanwijzingen voor de installateur • De stekker moet na de installatie bereikbaar blijven. U mag de voedingskabel niet afknellen of buigen. • Het apparaat moet worden geïnstalleerd volgens de installatieschema’s. • Probeer de elleboog met schroefdraad niet van de armatuur te schroeven of te forceren. U kunt anders dit deel van het apparaat beschadigen, waardoor de fabrieksgarantie vervalt. • Gebruik zeep en water om op gaslekken op alle aansluitingen te te controleren.