User manual

Installatie
195
NL
5 Installatie
5.1 Gasaansluiting
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan worden
uitgevoerd met een stalen slang op een
rechte wand en volgens de geldende
normen. Het toestel is vooringesteld voor
natuurgas G20 (2H) met een druk van
20 mbar. Raadpleeg voor de toevoer van
andere soorten gas het hoofdstuk "5.2
Aanpassen aan de verschillende gastypen".
De gastoevoerverbinding heeft een
schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Aansluiting met een rubberen slang
Verifieer of aan de volgende voorwaarden
is voldaan:
• de slang is aangesloten op de
slangconnector met veiligheidsklemmen;
geen enkel deel van de slang de warme
wanden (max. 50 °C) raakt;
• de slang niet strak staat en niet wordt
afgekneld of verbogen;
• de slang geen scherpe voorwerpen of
randen raakt;
• probeer de slang niet te repareren als
deze niet perfect luchtdicht is en gas lekt,
maar vervang deze door een nieuwe
slang;
• controleer of de houdbaarheidsdatum
van de slang niet is verstreken
(aangegeven op de slang).
Verricht de aansluiting op het gasnet met
behulp van een rubberen slang waarvan
de specificaties overeenstemmen met de
actuele normen (controleer of de
referentienorm op de slang is aangegeven).
Gaslek
Ontploffingsgevaar
• Controleer na een willekeurige
handeling of de gasaansluitingen met
een aandraaimoment van 10 Nm tot
15 Nm zijn vastgezet.
Gebruik, waar nodig, een drukregelaar
die voldoet aan de van kracht zijnde
norm.
• Controleer aan het einde van de
installatie met een zeepoplossing, maar
nooit met een vlam, of de aansluitingen
lekken.
• De installatie met een slang moet
zodanig uitgevoerd worden dat de
slang niet langer is dan 2 meter voor de
maximale uitrekking voor stalen slangen
en 1,5 meter voor rubberen slangen.
• De leidingen mogen de bewegende
onderdelen niet raken en mogen op
geen enkele manier bekneld kunnen
raken.