User manual

Installatie
196
Schroef de slangaansluiting 3 zorgvuldig
op de gasaansluiting van het toestel 1
(schroefdraad ½” ISO 228-1), en breng
daartussen de pakking 2 aan. De
slangaansluiting 4 kan, afhankelijk van de
diameter van de gebruikte slang, ook
worden bevestigd op de
slangaansluiting 3. Nadat u de
slangconnector(s) hebt vastgezet, drukt u
de gasslang 6 op de slangconnector en
bevestigt u deze met de klem 5 die voldoet
aan de geldende norm.
Aansluiting met een stalen slang
Maak de aansluiting op het gasnet met een
stalen slang op een rechte muur die voldoet
aan de geldende norm.
Schroef de slangaansluiting 3 zorgvuldig
op de gasaansluiting van het toestel 1 en
breng daartussen de pakking 2 aan.
Aansluiting met een stalen slang met
bajonetaansluiting
Verricht de aansluiting op het gasnet met
een stalen slang met een bajonetaansluiting
die overeenstemt met B.S. 669. Breng
isolatiemateriaal aan op het schroefdraad
van de gasslangaansluiting 4 en draai de
adapter 3 aan. Schroef de aansluiting
zorgvuldig op de gasaansluiting 1van het
toestel en breng daartussen de pakking 2
aan.
De aansluiting met een rubberen
slang die aan de actuele normen
voldoet is uitsluitend toegestaan als
de slang over de hele lengte kan
worden gecontroleerd.
De binnendiameter van de slang is
8 mm voor LPG en 13 mm voor
aard- en stadsgas.