Operation Manual

Instructies Voor de Installateur
4. GASAANSLUITING
De aansluiting op het gasnet kan worden verricht met een starre
koperbuis of met een flexibele buis met doorgaande wand en in
overeenstemming met de voorschriften van de normen. Om de aansluiting
te vergemakkelijken kan de verbinding A aan de achterkant van het
apparaat zijwaarts worden gericht; draai de zeskantmoer B los, draai de
verbinding A in de gewenste positie en span de zeskantmoer B opnieuw
(de afdichting ervan wordt verzekerd door een biconische messing ring).
Controleer na de handeling met behulp van een zeepoplossing, en nooit
met een vlam, of de afdichting perfect is. De kookplaat is goedgekeurd
voor methaangas G25 (2L 3B/P)
- G20/G25 (2E+) met een
druk van 25 mbar
- 20/25 mbar . Voor voeding met andere
types gas zie Hoofdstuk “5. REGELING VAN HET GAS”. Het
verbindingsstuk heeft een externe schroefdraad van ½” gas (ISO 7-1
/ ISO 228-1
).
Aansluiting met starre koperbuis: de
aansluiting op het gasnet moet zodanig
geschieden dat het geen belastingen van welke
aard dan ook op het apparaat veroorzaakt. De
aansluiting kan gebeuren met een adapter D
met biconus, waarbij altijd de bijgeleverde
pakking C ertussen moet worden aangebracht.
Aansluiting met flexibele buis: gebruik
uitsluitend flexibele buisen volgens de geldende
voorschriften en zet altijd tussen het
verbindingsstuk A en de flexibele buis E de
geleverde pakking C.
Aansluiting met flexibele buis: gebruik uitsluitend flexibele
buisen volgens de geldende voorschriften (op de buis moet
het opschrift AGREE AGB/BGV leesbaar zijn) en zet altijd
tussen het verbindingsstuk A en de flexibele buis D een
geschikte adaptor C. De adaptor C moet voorzien zijn van een
interne cilindrische leiddraad (ISO 228-1) aan het uiteinde
zodat deze met het apparaat aangesloten kant worden en een
externe kegelvormige leiddraad (ISO 7-1) aan het uiteinde om
aan de buis te sluiten. Altijd de geleverde pakking B tussen
het verbindingsstuk A en de adaptor C zetten.
De flexibele buis moet zo worden gelegd dat de lengte van de leidingen
niet meer is dan 1.5 meter in maximale extensie; controleer of de
leidingen niet in aanraking komen met beweegbare delen of bekneld
raken.
111