Operation Manual

106
Aanwijzingen voor de gebruiker
4.2 Herkenning van de pan
Wanneer er geen pan op een kookzone staat of als de pan te klein is, dan wordt er geen energie
verzonden. Als er een geschikte pan op de kookzone staat, detecteert het herkenningssysteem de
aanwezigheid van de pan en schakelt het systeem de plaat op het ingestelde vermogen in. De
energieoverdracht wordt ook onderbroken indien de pan van de kookzone wordt verwijderd (het gekozen
vermogen begint te knipperen). Wanneer de functie van de herkenning van de pan geactiveerd wordt,
ondanks de beperkte afmetingen van de pannen of de potten die zich op de kookzone bevinden, wordt
enkel de noodzakelijke energie verzonden.
Beperkingen bij de herkenning van de pan: De minimale diameter van de onderkant van de pan
wordt aangeduid door een interne omtrek op de kookzone. Pannen met een kleinere diameter worden
misschien niet herkend, waardoor de inductiestroom niet wordt ingeschakeld.
4.3 Pannen die voor de inductieplaat kunnen worden gebruikt
De pannen en potten die op de inductiekookplaat worden gebruikt, moeten van metaal zijn en over
magnetische kenmerken en een voldoende grote bodem beschikken.
Gebruik alleen pannen die een geschikte bodem voor inductieplaten hebben.
Geschikte recipiënten Ongeschikte recipiënten
Recipiënten in geëmailleerd staal met dikke
bodem.
Recipiënten in gietijzer met geëmailleerde bodem.
Recipiënten in meerlagig roestvrij staal, roestvrij
ferritisch staal en aluminium met speciale bodem.
Recipiënten in koper, roestvrij staal, aluminium,
vuurvast glas, hout, keramiek en terracotta.
Plaats een magneet op de bodem om te controleren of de pan geschikt is: wanneer
deze door de pan wordt aangetrokken, is de pan geschikt voor de inductieplaat. Als u
niet over een magneet beschikt, kunt u in de recipiënt een kleine hoeveelheid water
doen en deze op een kookzone plaatsen en de plaat inschakelen. Als het vermogen
op het display begint te knipperen, is de pan niet geschikt.
Gebruik alleen recipiënten met een volkomen vlakke bodem. Het gebruik van pannen met een
onregelmatige bodem kan ervoor zorgen dat het systeem niet goed werkt of dat het systeem de pan niet
herkent.
4.4 Beperking van de bereidingsduur
De kookplaat is voorzien van een automatisch mechanisme dat de werkingsduur beperkt.
Als de instellingen van de kookzone niet worden gewijzigd; de maximale werkingsduur van elke zone
hangt af van het geselecteerde vermogensniveau.
Wanneer het mechanisme voor de beperking van de werkingsduur wordt geactiveerd, wordt de
kookzone uitgeschakeld, hoort u een kort geluidssignaal en wordt het symbool op het display
weergegeven.
Het automatisch uitschakelen heeft voorrang op het beperkingsmechanisme; de kookzone wordt alleen
uitgeschakeld als de ingestelde tijd voor automatisch uitschakelen is verstreken.
Ingesteld
vermogensniveau
Maximale
bereidingsduur in uren
(U) 1 - 2 8
3 - 4 6
5 - 6 5
7 3
8 2
9 1 ½
10 - P 1