Operation Manual

Instructies voor de installateur
37
Voor de werking op 220-240V~: gebruik een driepolige kabel
H05RR-F of H05V2V2-F met een sectie van 3 x 2,5 mm
2
Voor de werking op 380-415V2N~ of 220-240V2N~: gebruik een
vierpolige kabel H05RR-F of H05V2V2-F met een sectie van 4 x 1,5
mm
2
.
Voor de werking op 380-415V3N~ of 220-240V3N~: gebruik een
vijfpolige kabel H05RR-F of H05V2V2-F met een sectie van 5 x 1,5
mm
2
Het uiteinde van de kabel dat op het apparaat moet worden
aangesloten moet een (geel-groene) aardleiding hebben die
tenminste 20 mm langer is
De fabrikant onthoudt zich van iedere aansprakelijkheid voor schade aan personen of zaken als
gevolg van het niet inachtnemen van de bovenstaande voorschriften of als gevolg van wijzigingen
aangebracht aan ook slechts één enkel onderdeel van het apparaat.
12.2 Ventilatie van de ruimten
Het apparaat mag uitsluitend worden geïnstalleerd in voortdurend geventileerde vertrekken, zoals
voorzien door de geldende normen. In het vertrek waar het apparaat geïnstalleerd is moet zoveel lucht
toe kunnen vloeien als nodig is voor een correcte verbranding van het gas en voor de nodige
luchtverversing in het vertrek zelf. De luchtinlaten, die beschermd worden door roosters, moeten de
juiste afmetingen hebben (zie de geldende normen) en moeten zo worden geplaatst dat ze niet (ook niet
gedeeltelijk) afgesloten worden.
De keuken moet voldoende worden geventileerd om de warmte en vochtigheid die door het koken
worden veroorzaakt, af te voeren: in het bijzonder is het raadzaam om na langdurig gebruik een raam
open te zetten of eventuele ventilatoren op een hogere snelheid te zetten.
12.3 Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van verbrandingsproducten moet worden verzekerd via wasemkappen die zijn verbonden met
een schouw met natuurlijke trek en de juiste doelmatigheid, door geforceerde afzuiging. Een doelmatig
afzuigsysteem vereist een nauwgezet ontwerp door een specialist die daartoe bevoegd is, met
inachtneming van de posities en afstanden die door de normen worden opgelegd. Na de
werkzaamheden moet de installateur een conformiteitsverklaring afgeven.
12.4 Aansluiting op het gas
Het aansluiten met een rubberen slang, die voldoet aan de geldende voorschriften, moet zodanig
worden verricht dat de lengte van de leiding niet groter is dan 1,5 meter; vergewis u ervan dat de
slang niet in aanraking komt met beweegbare onderdelen, of klem komt te zitten. De binnendiameter
van de slang moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAANGAS.
Controleer of aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
of de leiding bevestigd is aan een slanghouder met veiligheidsklembandje;
of de leiding over de hele lengte (max. 1.5 m) geïnspecteerd kan worden;
of de leiding op geen enkel punt van de route in aanraking komt met hete wanden (max. 50°C);
of hij niet blootstaat aan trekkrachten of spanningen, en geen scherpe bochten maakt of afgekneld
wordt;
of hij niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
als de leiding niet perfect afgedicht is en gaslekkages in de omgeving veroorzaakt, probeer hem
dan niet te repareren: vervang hem door een nieuwe slang;
controleer of de houdbaarheidsdatum van de slang niet overschreden is.