Operation Manual

Instructies voor de gebruiker
26
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
6.1 Inschakelen van de branders van de kookplaat
Voordat u de branders van de kookplaat ontsteekt moet u controleren of de vlamverdelers in hun zetels
liggen met de bijbehorende deksels, waarbij u ervoor moet opletten dat de gaten A van de
vlamverdelers overeenstemmen met de vonkontstekers en thermokoppels.
Alvorens de branders te ontsteken moet u het glazen deksel optillen; en voordat u hem weer sluit
moet alle branders uitschakelen en wachten tot te zijn afgekoeld.
De op verzoek beschikbare pandrager B moet worden gebruikt voor “woks” (chinese koekenpan).
Om schade aan de kookplaat te voorkomen is het fornuis uitgerust met een verhoogde pandrager C om
onder pannen met een doorsnede van meer dan 26 cm te plaatsen.
De meegeleverde reductie C dient voor kleine recipiënten.
Naast iedere knop wordt de bijbehorende brander aangegeven.
Het apparaat heeft een inrichting voor de elektronische ontsteking. U hoeft
alleen maar de knop in te drukken en linksom op het symbool van de kleine
vlam te zetten , tot de brander zal branden. Bij de modellen met een
veiligheidsklep moet u, nadat de brander is gaan branden, de knop nog enkele
seconden lang ingedrukt houden om het thermokoppel warm te laten worden.
Het kan voorkomen dat de brander uitgaat op het moment dat u de knop loslaat:
dit betekent dat het thermokoppel nog niet voldoende was verwarmd.
Wacht een ogenblik en herhaal de handeling en houd de knop iets langer
ingedrukt. Bij de branders zonder thermokoppel is deze voorzorgsmaatregel
niet nodig.
Wanneer bij de modellen met een thermokoppel de branders per ongeluk zouden uitgaan, zal een
veiligheidsinrichting ingrijpen en de gastoevoer blokkeren, ook bij een open kraantje.
6.2 Praktische wenken voor het gebruik van de branders van de kookplaat
Voor een beter rendement van de branders en een minimaal verbruik van het gas moet u: recipiënten
met een deksel en qua grootte aangepast aan de die van de branders gebruiken om te voorkomen dat
de vlam langs de zijkanten lekt (zie paragraaf “6.3 Diameter van de recipiënten”). Op het aan de kook
raken moet u de vlam zover verminderen dat de vloeistof niet overkookt. Tijdens het koken moet u
brandwonden en schade aan de kookplaat vermijden, en alle recipiënten of het bakijzer moet binnen de
buitenomtrek van de kookplaat blijven. Alle recipiënten moet een vlakke en regelmatige bodem hebben.
Wanneer u olies of vetten gebruikt moet u ervoor opletten dat ze bij het heet worden niet gaan branden.
Bij het onverwachte doven van de vlam moet u de bedieningsknop sluiten en tenminste 1 minuut
wachten alvorens opnieuw te proberen om hem te ontsteken.
6.3 Diameter van de recipiënten
BRANDERS
1. Hulpbrander
2. Halfsnelle brander
3.
Snel
4. Driedubb. vlamkr.
Ø MIN. EN MAX. (IN CM.)
12 - 14
16 - 24
18 - 26
18 - 26