User manual

REINIGING EN ONDERHOUD - 207914779946/B
n
Giet ongeveer 120cc water op de bodem
van de ovenruimte. Let op dat het water niet
uit de uitsparing komt.
Sproei met behulp van een spuitflacon een
oplossing van water en afwasmiddel op de
binnenzijde van de ovenruimte. Sproei op
de zijwanden, de bovenwand, het
bodemvlak en de deflector.
Sluit de deur.
Tijdens de geassisteerde reinigingscyclus
moeten de zelfreinigende panelen (indien
aanwezig), die eerder verwijderd werden,
apart met lauw water en weinig
reinigingsmiddel gereinigd worden.
Instelling van de reinigingscyclus Vapor
Clean
3. Draai in het menu speciale functies aan de
temperatuurknop om de functie Vapor
Clean te selecteren.
4. Druk op de temperatuurknop om de functie
te bevestigen.
5. Wacht 3 seconden om de functie te starten.
6. Aan het einde van de functie Vapor Clean
gaat op het display knipperen
en hoort u een geluidssignaal dat u kunt
uitschakelen door de deur te openen of
door op een van de twee knoppen te
drukken/eraan te draaien.
7. Draai de functieknop op 0 om de functie af
te sluiten.
Geprogrammeerde Vapor Clean
Het tijdstip waarop de functie Vapor Clean
begint kan net zoals de andere functies worden
geprogrammeerd.
1. Selecteer de functie Vapor Clean en draai
aan de temperatuurknop (het
controlelampje gaat branden) om het
tijdstip in te stellen waarop de functie Vapor
Clean moet worden beëindigd.
2. Wacht 3 seconden om de ingevoerde
gegevens te bevestigen.
Het apparaat wacht tot het ingestelde tijdstip
voor het starten van de functie Vapor Clean is
bereikt.
Er wordt aanbevolen om maximaal 20
maal te sproeien.
Niet op de deflector sproeien indien
deze een zelfreinigende coating heeft.
Als de binnentemperatuur hoger dan de
voorziene temperatuur is, wordt de
functie onmiddellijk gestopt en wordt
het volgende op het display
weergegeven:
Laat het apparaat afkoelen alvorens de
functie te activeren.
De parameters van de temperatuur en
de tijdsduur kunnen niet gewijzigd
worden door de gebruiker.