Operation Manual

36
S10931-00006_Rev-D_NL
6. Montage
4. De bevestigingspunten overbrengen op de
ondergrond. Twee gaten boren (Ø 6 x 40 mm diep).
De twee pluggen plaatsen.
De wandbesturing met twee schroeven en twee
vulringen vastzetten, uitlijnen en vastschroeven.
De afsluitdoppen in de verdieping drukken om
de behuizing af te sluiten.
5. De stuurleiding van het inschuifdeel tot de
wandbesturing vast leggen en tegen verschuiven
beveiligen.
50 mm
90 mm
Afb. 6 Afb. 7
6. De stuurleiding langs de kabelgeleiding aan de
achterzijde van de wandbesturing tot de kabelinvoer
leggen.
De stuurleiding door de kabelinvoer in de
wandbesturing voeren.
7. De stuurleiding op max.140 mm lengte inkorten
en de laatste 50 mm en de draden strippen.
gn
rt
Afb. 8 Afb. 9
8. De stuurleiding in de wandbesturing langs de
transformator tot de klem gn/rt leggen.
Met de bovenste trekontlasting de stuurleiding
tegen verschuiven beveiligen.
9. De groene draad van de stuurleiding op klem gn
aansluiten.
De rode draad van de stuurleiding op klem rt
aansluiten.
10. De behuizing in omgekeerde volgorde sluiten
De wandbesturing is gemonteerd.
Verdere aansluitmogelijkheden zoals drukknop of
waarschuwingslicht worden beschreven in hoofdstuk
"11. Aansluitingen en speciale functies van
de wandbesturing".