Operation Manual

33
S10557-00006_Rev-A_NL
6.6 Montage aan de deur
Omdat de montage aan de deur voor alle varianten
bijna gelijk is, wordt bij de deur alleen ingegaan op de
varianten A en B.
X
min.
35 mm
5–65 mm
X
Afb. 1.1 Hoogste looppunt van draai- en kanteldeuren
X
min.
35 mm
5–65 mm
X
Afb. 1.2 Hoogste looppunt van sectionaaldeur
INFORMATIE
Als de afstand tussen plafond en onderkant
van de rail groter dan 245 mm is, moeten
de plafondhouders met meer geperforeerde
banden worden verlengd.
1. Het hoogste looppunt “X” van de deur afhankelijk
van het deurtype bepalen:
De deur openen en de kortste afstand (min. 35 mm)
tussen bovenkant deur en plafond meten.
De afstand tussen het “X” en de onderkant van de
rail moet tussen 5 mm en 65 mm liggen.
max. 30°
Afb. 2
INFORMATIE
De afstand wordt eventueel korter als een
deurgreep in het midden van de deur is
aangebracht. De deur moet vrij kunnen
lopen.
2. De schuifstang mag bij gesloten deur in een hoek
van max. 30° staan.
½
½
½
½
70 mm 70 mm
21 mm
Afb. 3 Afb. 4
3. De deur sluiten.
Voor de montage de latei of het plafond kiezen.
Bij een plafondmontage is er meer plaats nodig
dan 35 mm.
Het midden van de deur vooraan meten en aan de
poort en latei of het plafond markeren.
4. Eén markering 70 mm rechts en links van het
deurmiddel op dezelfde hoogte aan de latei of het
plafond aanbrengen.
30 mm
min.
15 mm
30 mm
15 mm
15 mm
10 mm
65 mm
15
½
½
½
½
Afb. 5 Afb. 6
AANWIJZING
De aandrijving bij het boren afdekken zodat
er geen vuil in de aandrijving kan dringen
en deze kan beschadigen.
INFORMATIE
Bij een plafondmontage indien mogelijk
de boringen met een afstand van 15 mm
gebruiken. Dit zorgt voor een kleinere
kantelneiging van de bevestigingshoeken.
6. Montage