Operation Manual

81
S10557-00006_Rev-A_NL
13. Bediening
AANWIJZING
De noodontgrendeling is uitsluitend
bedoeld om in noodgevallen de deur te
openen of te sluiten. De noodontgrendeling
is niet geschikt voor het regelmatig openen
of sluiten. Dit kan de aandrijving en de deur
beschadigen.
De noodontgrendeling mag uitsluitend in
noodgevallen zoals stroomuitval worden
gebruikt.
AANWIJZING
Bij het noodontgrendelen kan de deur door
een veerbreuk of een verkeerde instelling
van de gewichtsbalans vanzelf openen of
onverwacht snel sluiten.
De deurinstallatie kan beschadigen.
AANWIJZING
Als de aandrijving opnieuw ingeregeld is,
de deur naar de eindpositie Deur OPEN
bewegen.
Anders wordt er te sterk tegen de
schakelschuif bewogen.
AANWIJZING
Voorwerpen kunnen in het
bewegingsbereik van de deur ingeklemd
en beschadigd worden.
Er mogen zich geen voorwerpen in het
bewegingsbereik van de deur bevinden.
INFORMATIE
Het ont- en vergrendelen is mogelijk vanuit
elke positie van de deur.
1. De aandrijving van de netspanning loskoppelen.
De spanningsvrijheid controleren.
“clic
Afb. 2 Afb. 3
2. Eén keer aan de noodontgrendelingskabel trekken.
Loopwagen is ontgrendeld.
De deur kan met de hand worden bewogen.
3. Nog een keer aan de noodontgrendelingskabel
trekken.
Loopwagen is vergrendeld.
Deur kan uitsluitend nog met de aandrijving
worden bewogen.
4. De aandrijving op netspanning aansluiten.
De voeding controleren.
5. De aandrijving een commando geven.
Na een stroomuitval is de eerste impuls van de
aandrijving altijd inrichting Deur OPEN.
De aandrijving moet helemaal naar de eindpositie
Deur OPEN worden bewogen.