Operation Manual

36
NL
Bij koppelen worden Bluetooth-
apparaten vooraf bij elkaar
geregistreerd. Zodra koppelen is
uitgevoerd, hoeft het niet te worden
herhaald.
1 Plaats het Bluetooth-apparaat
binnen 1 meter van het
hoofdapparaat.
2 Druk op BLUETOOTH.
U kunt ook [Bluetooth AUDIO]
selecteren onder [Invoer] in het
startmenu.
3 Zet het Bluetooth-apparaat in de
modus om te koppelen.
Voor meer informatie over hoe u het
Bluetooth-apparaat in de modus
om te koppelen zet, raadpleegt
u de gebruiksaanwijzing die bij
het apparaat is geleverd.
4 Selecteer de naam van uw
systeem (bijvoorbeeld
“BDV-N9200W”) op het
scherm van het apparaat.
Voer deze stap uit binnen
5 minuten, anders wordt het
koppelen geannuleerd.
Als het Bluetooth-apparaat om een
wachtwoord vraagt, voert u “0000” in.
Het wachtwoord kan verschillende
benamingen hebben, bijvoorbeeld
“Wachtwoord”, “Pincode”,
“Pinnummer” of “Paswoord”.
U kunt wijzigen welke systeemnaam
op uw apparaat wordt weergegeven
via [Device Name] onder
[Systeeminstellingen] (pagina 68).
5 Zodra het koppelen is voltooid,
wordt het apparaat automatisch
verbonden met het systeem.
De naam van het apparaat
verschijnt op het televisiescherm.
U kunt maximaal 9 Bluetooth-
apparaten koppelen. Bij het 10e
Bluetooth-apparaat dat wordt
gekoppeld, wordt het apparaat dat het
minst recent is gekoppeld, vervangen
door het nieuwe apparaat.
6 Start het afspelen op het
Bluetooth-apparaat.
7 Pas het volume aan.
Pas eerst het volume aan van
het Bluetooth-apparaat. Als het
volumeniveau nog steeds te laag is,
past u het volumeniveau van het
hoofdapparaat aan.
Koppelen annuleren
Druk op HOME of FUNCTION.
U kunt vanaf dit hoofdapparaat
verbinding maken met een Bluetooth-
apparaat.
Controleer het volgende voordat
u muziek afspeelt:
– De Bluetooth-functie van het
Bluetooth-apparaat is ingeschakeld.
– De apparaten zijn gekoppeld
(pagina 36).
Dit systeem koppelen met
een Bluetooth-apparaat
Opmerking
Tip
Opmerking
Vanaf dit systeem
verbinding maken met
een Bluetooth-apparaat