Operation Manual

NL
10
U kunt diverse beelden creƫren door de belichting en de ISO-gevoeligheid in te stellen.
Belichting is de hoeveelheid licht die door de lens in de camera valt wanneer u de sluiterknop
indrukt.
Belichting
De lichtintensiteit instellen
Overbelichting
= te veel licht
Te licht beeld
In de automatische instelfunctie wordt de
belichting automatisch ingesteld op de juiste
waarde. U kunt deze echter ook handmatig
instellen met behulp van de hieronder beschreven
functies.
[Handmatige belichting]:
Hiermee kunt u de sluitertijd en diafragmawaarde
handmatig instellen.
t
blz. 23
[EV]:
Hiermee kunt u de belichting die door de camera
is ingesteld veranderen.
t
blz. 26
[Lichtmeetfun.]:
Hiermee kunt u het deel van het onderwerp
veranderen dat wordt gemeten om de belichting
in te stellen.
t
blz. 29
Juiste belichting
Onderbelichting
= te weinig licht
Te donker beeld
Eigenschappen van "sluitertijd" Eigenschappen van "diafragma"
(F-getal)
Korter
Bewegende
onderwerpen lijken
gestopt.
Langer
Bewegende
onderwerpen lijken
te zweven.
Open
Het
scherpstellingsbereik
wordt kleiner, zowel
aan de voorkant als
aan de achterkant.
Dicht
Het
scherpstellingsbereik
wordt groter, zowel
aan de voorkant als
aan de achterkant.
S
luitertijd = De tijdsduur gedurende welke het licht in
de camera valt
Diafragma = De grootte van de opening waardoor het
licht in de camera valt
ISO =
Gevoeligheid van het opnamemedium
Belichting: