User manual

NL
17
NL
x
De lens van het apparaat halen
Als tijdens het wisselen van de lens stof of vuil in de camera binnendringt en zich
hecht aan het oppervlak van de beeldsensor (het onderdeel dat de lichtbron omzet
in een digitaal signaal), kan dit als donkere vlekken op het beeld worden
afgebeeld, afhankelijk van de opnameomgeving. De camera trilt licht wanneer hij
wordt uitgeschakeld als gevolg van de stofpreventiefunctie om te voorkomen dat
stof zich vastzet op de beeldsensor. Maar toch is het goed om de lens snel te
bevestigen of te verwijderen op plaatsen waar geen stof is.
Als op de beeldsensor vreemde materie zit, stoft u hem af met een blaasborsteltje.
Laat de camera niet liggen zonder lens.
Als u een lensvattingdop of achterlensdop wilt gebruiken, schaft u ALC-B1EM
(lensvattingdop) of ALC-R1EM (achterlensdop) aan (los verkrijgbaar).
Wanneer u een elektrisch bediende zoomlens gebruikt, zet u de ON/OFF(Aan/
Uit)-schakelaar van de camera in de stand OFF en controleert u of de lens volledig
ingeschoven is voordat u de lens verwisselt. Als de lens niet ingeschoven is, mag u
de lens niet met kracht proberen in te schuiven.
Wanneer u de camera op een statief bevestigt, let u erop de zoom-/scherpstelring
niet per ongeluk aan te raken.
1
Druk de lensontgrendelingsknop helemaal in en draai de
lens linksom tot aan de aanslag.
Opmerkingen
Lensontgrendelingsknop