User Manual

86
behoren gemonteerd moeten zijn om een onberispelijk
functioneren te kunnen waarborgen.
Laat beschadigde onderdelen ogenblikkelijk in een
werkplaats van de klantendienst repareren.
Start bij koude motor (B17-B19)
- Leg de kettingzaag op benzine veilig op de grond.
- Schuif de bedieningsschakelaar (18) aan de
bedieningshandgreep naar boven.
- Druk voorzichtig op de ontstekingsknop (23) oft
genoeg heeft geen luchtbellen meer zichtbaar zijn
(Ong. 5-6 keer).
- Trek de chokehendel (17) helemaal naar buiten.
- Neem een veilige houding aan.
Houd de kettingzaag op benzine met de linkerhand stevig
op de grond gedrukt.
- Stap met de rechtervoet in de schacht van de achterste
handgreep (10).
- Trek het startkoord (11) 3- à 5-maal volledig door.
- Trek het startkoord (11) meermaals snel en krachtig
door tot aan het koordeinde, totdat de motor aanslaat.
Laat de motor gedurende 30 seconden. Draai en laat de
trekker over.
Motor uitzetten (B19)
- Laat de motor zonder gas te geven naar de nulbelasting
terugkeren.
- Beweeg de schakelaar (18) naar beneden naar "STOP".
Start bij warme motor
- Dezelfde procedure als bij een koude motor. De
chokehendel (17) blijft hier volledig ingeschoven.
Met de kettingzaag werken: draag handschoenen,
gehoorsbescherming, beschermende kleding en een helm
met gezichtsbescherming!
Nooit boven schouderhoogte zagen!
Nooit met één hand zagen!
Nooit op een ladder, in een boom of op een onveilige
standplaats zagen!
Vóór ingebruikname controleren:
- Correcte spanning van de zaagketting.
- Is de olietank gevuld?
- Is de kettingrem los?
- Kettingzaag starten.
De zaag leiden (B20)
Omvat met de linkerhand de voorste handgreep (9), met
de rechterhand de achterste handgreep (10).
Zaag uitschakelen
Laat de gashendel (19) los. Zet de bedrijfsschakelaar op
<<STOP>>. De kettingzaag mag pas na stilstand van de
ketting neergelegd worden.
Instelling van de carburator
In de fabriek werd de carburator op optimaal vermogen
ingesteld. Indien een verbeterde instelling noodzakelijk
is, wendt u zich dan tot een vakwerkplaats.
Opslag
Maak na elke werkzaamheid de zaagketting (2) en het
geleidingsspoor (1) schoon.
Breng de kettingbescherming (3) aan.
Arbeidsinstructies (B21-B27)
Alle veiligheidsvoorschriften dienen in acht genomen te
worden. Zaag nooit met een losse of botte ketting. De
kettingzaag altijd met lopende ketting uit het snijdsel
trekken.
Let er bij het zagen van omgevallen bomen op dat de
stam onder spanning kan staan.
N
L