Instructions

- 34 - - 35 -
7. Gebruik/onderhoud
Weersinvloeden kunnen de
werking van de bewegingsmelder
beïnvloeden, bij hevige windvlagen,
sneeuw, regen en hagel kan een
foutieve schakeling voorkomen,
omdat de plotselinge temperatuur-
verschillen niet van warmtebronnen
onderscheiden kunnen worden. De
registratielens kan bij vervuiling met
een vochtige doek (zonder schoon-
maakmiddel) worden gereinigd.
8. Verwijderen
Elektrische apparaten, toebehoren en
verpakkingen dienen milieuvriendelijk
gerecycled te worden.
Doe elektrische apparaten
niet bij het huisvuil!
Alleen voor EU-landen:
Conform de geldende Europese
richtlijn voor gebruikte elektrische
en elektronische apparatuur en
hun implementatie in het nationaal
recht, dienen niet langer bruikbare
elektrische apparaten gescheiden
ingezameld en milieuvriendelijk
gerecycled te worden.
9. Fabrieksgarantie
Dit STEINEL-product is met grote
zorgvuldigheid gefabriceerd, getest
op goede werking en veiligheid vol-
gens de geldende voorschriften, en
vervolgens steekproefsgewijs ge-
controleerd. Steinel verleent garan-
tie op de storingvrije werking. De ga-
rantietermijn bedraagt 36 maanden
en gaat in op de datum van aanschaf
Tijdinstelling (afb. 6.3)
De gewenste brandduur van de
aangesloten lamp kan traploos van
ca. 8 sec. tot max. 35 min. worden
ingesteld.
Instelknopje positie 1 betekent
kortste tijd, ca. 8 sec.
Instelknopje positie 6 betekent
langste tijd, ca. 35 sec.
Opmerking: bij de instelling van de
sensor voor het registratiebereik en
voor de functietest wordt aangeraden
de kortste tijd in te stellen.
Schemerinstelling (afb. 6.4)
De gewenste drempelwaarde van de
melder kan traploos van 2-2000 lux
worden ingesteld.
Positie 1 betekent daglichtstand,
ca. 2000 lux.
Positie 6 betekent schemerstand,
ca. 2 lux.
Na het beëindigen van de
functie-instellingen de sensor naar
rechts weer terug in zijn uitgangs-
positie brengen (afb. 6.5).
Designring op de behuizing
steken (afb. 6.6).
Reikwijdte-instelling (afb. 6.7/6.8)
Het registratiebereik kan naar wens
optimaal worden ingesteld. Met de
meegeleverde afdekplaatjes kunnen
zoveel lenssegmenten als gewenst
worden afgedekt, resp. de reikwijdte
individueel worden verkort. Daardoor
worden foutieve schakelingen door
bijv. auto's, voetgangers enz. uitge-
sloten of plaatsen gericht bewaakt.
De afdekplaatjes kunnen langs de
inkepingen horizontaal of verticaal
worden afgebroken of met een
schaar worden doorgeknipt.
4. Elektrische installatie
Stroomtoevoer uitschakelen
(afb. 4.1)
De stroomtoevoer bestaat uit een
3-polige kabel:
L = stroomdraad (meestal zwart,
grijs of bruin)
N = nuldraad (meestal blauw)
PE = aarde (meestal groen/geel)
Belangrijk: Verwisseling van de
aansluitingen leidt in het apparaat of
in uw zekeringenkast tot kortsluiting.
In dit geval moeten de afzonderlijke
kabels geïdentificeerd en opnieuw
gemonteerd worden. In de stroom-
toevoerkabel kan een geschikte net-
schakelaar voor IN- en UIT-schakelen
worden gemonteerd.
Belangrijk: na het aansluiten van de
kabels moet altijd een kabelklem
worden gemonteerd i.v.m. de
trekontlasting (afb. 5.5).
De trekontlasting is geschikt voor ka-
beldiameters van 8,5 mm tot 10 mm.
Aansluitingstekening (afb. 4.1)
Afb. 4.1/a
Lamp zonder aanwezige nuldraad
Afb. 4.1/b
Lamp met aanwezige nuldraad
Afb. 4.1/c
Aansluiting via serieschakelaar voor
handmatige schakeling en auto-
matische werking
Afb. 4.1/d
Aansluiting via een wisselschakelaar
voor permanente verlichting en
automatische werking
Stand I: automatische werking
Stand II: handmodus voor perma-
nente verlichting
Opgelet: uitschakelen van de instal-
latie is alleen mogelijk bij installatie
conform afb. 4.1/c.
5. Montage
Alle onderdelen controleren op
beschadigingen.
Neem het product bij beschadi-
gingen niet in gebruik.
Kies een passende montage-
plaats; houd hierbij rekening met
de reikwijdte en de bewegings-
registratie (afb. 5.1/5.2). De
veiligste bewegingsregistratie
heeft u, als de sensor zijdelings in
de looprichting gemonteerd resp.
gericht wordt en er geen hinder-
nissen (zoals bomen, muren etc.)
het zicht belemmeren.
Montagestappen
Stroomtoevoer uitschakelen
Plafonduitsparing ø 68 mm boren
(afb. 5.3).
Aansluitkabel aansluiten
(afb. 5.4).
Kabelklem monteren i.v.m. de
trekontlasting (afb. 5.5).
Afdekking van de aansluitkamer
vastschroeven (afb. 5.6).
De klemveren naar boven richten
en de unit in de plafonduitsparing
plaatsen (afb. 5.7).
Stroomtoevoer inschakelen
(afb. 5.7).
Functie-instellingen uitvoeren
"6. Functies".
6. Functies
Fabrieksinstellingen
Schemerinstelling: 2000 lux
Tijdinstelling: 8 sec.
Designring van de behuizing
nemen (afb. 6.1).
De sensor naar links uit de unit
draaien, om bij de instelknop te
komen.