PRESENTATIE NL 1 PRESENTATIE Geachte Klant, wij danken u voor het vertrouwen dat u stelt in onze producten, en hopen dat het gebruik van deze maaimachine ten volle tegemoet komt aan uw verwachtingen. Deze handleiding werd opgesteld om u vertrouwd te maken met uw machine en hem op de meest efficiënte en veilige manier te gebruiken, en maakt wezenlijk deel uit van de machine.
NL 2 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE 1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ................................................................................. 3 Bevat de voorschriften voor een veilig gebruik van de machine 2. IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN .................................... 6 Beschrijft de machine en de belangrijkste onderdelen ervan 3. UITPAKKEN EN MONTEREN ......................................................................................
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1. NL 3 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.1 HOE DEZE HANDLEIDING LEZEN In deze handleiding worden verschillende versies van de machine beschreven, die onderling kunnen verschillen, in het bijzonder met betrekking tot: – de aanwezigheid van componenten of onderdelen die niet altijd voorradig zijn in de verschillende regio’s; – speciale uitrustingen. Het symbool ➤ geeft elk verschil aan met betrekking tot het gebruik, gevolgd door de indicatie van de relatieve versie.
NL 4 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.2 ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN (dienen aandachtig gelezen te worden alvorens de machine in gebruik te nemen) A) VAARDIGHEID 1) Neem aandachtig de instructies door, om vertrouwd te raken met de bedieningsknoppen en de machine op correcte wijze te leren gebruiken. 2) Laat de machine nooit in handen van kinderen of personen die niet vertrouwd zijn met het gebruik ervan. De leeftijd van de gebruiker kan per land wettelijk gereglementeerd zijn.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 11) Koppel het mes los tijdens het transport en telkens wanneer de machine niet wordt gebruikt. 12) Schakel de motor uit en ontkoppel het mes: – alvorens brandstof bij te vullen; – alvorens de opvangbak voor gras te verwijderen. 13) Neem gas terug alvorens de motor uit te schakelen. D) ONDERHOUD EN OPSLAG 1) Laat bouten en schroeven vastgedraaid, om er borg voor te staan dat de machine steeds op veilige wijze gebruiksklaar is.
NL 6 2. IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN 2.1 IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE 8 5 4 7 LWA min-1 kg dB S/N 3 Het identificatielabel, aangebracht onder de stoel, bevat de belangrijkste gegevens van elke machine. Het serienummer (6) is onmisbaar als er technische bijstand wordt gevraagd en voor het bestellen van reserveonderdelen 9 6 2 1 ✍ Noteer hier het serienummer van uw machine 1.
IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN NL 7 13. Uitwerpkanaal: het verbindingselement tussen het maaidek en de grasopvangzak. 14. Grasopvangzak: dient niet alleen om het gemaaide gras op te vangen, maar vormt bovendien een veiligheid, waarbij wordt voorkomen dat eventuele voorwerpen die door het mes worden meegenomen ver van de machine wegschieten. 15. Motor: drijft zowel het mes als de wielen aan; de kenmerken en gebruiksvoorschriften van de motor worden beschreven in een specifieke handleiding.
NL 8 3. UITPAKKEN EN MONTEREN UITPAKKEN EN MONTEREN BELANGRIJK De machine wordt zonder motorolie en benzine geleverd. Voordat de motor wordt gestart, dient u olie en benzine bij te vullen, overeenkomstig de voorschriften gegeven in paragraaf 5.3.3 en in de handleiding relatief aan de motor. Om transport- en opslagredenen, dienen bepaalde componenten van de machine te worden gemonteerd na het uitpakken, aan de hand van de volgende instructies. 3.
UITPAKKEN EN MONTEREN NL 9 3.3 MONTAGE VAN DE STOEL 1. Monteer de stoel (1) op de plaat (2) met behulp van de schroeven (3). 2 3 3 1 3.4 MONTAGE VAN DE KOPPELINGSHENDEL VAN HET MES 1. Het uiteinde van de hendel (1) op het uitstekend gedeelte van de pin (2) monteren en alles vasthechten middels de schroef (3) en de moer (4), en tot op het einde toe vastdraaien. 1 4 3 2 3.5 AANSLUITEN VAN DE ACCU ( ➤ alleen voor modellen met elektrische start): 1.
NL 10 UITPAKKEN EN MONTEREN 3.6 MONTAGE VAN DE OPVANGZAK Identificeer de relatieve schroeven, aan de hand van de tekening die ze in reële grootte afbeeldt. 1. Steek het bovenste frame (1) door de bovenste gaten (2) van de stoffen zak (3); 2. verbind beide onderdelen van het frame (1) en (4) met behulp van de schroeven (5) en monteer beide verbindingsstangen (6) met behulp van de schroeven (7); 3.
BEDIENINGSELEMENTEN 4. NL 11 BEDIENINGSELEMENTEN 4.1. STUURWIEL Voor de besturing van de voorwielen. 4.2 KOPPELINGS- / REMPEDAAL Deze pedaal heeft een dubbele functie: bij het induwen van het eerste deel fungeert de pedaal als koppeling, waarbij de wielaandrijving wordt in- of uitgeschakeld. Het tweede deel fungeert als rem.
NL 12 BEDIENINGSELEMENTEN De hendel heeft twee standen: «A» «B» = Handrem uitgeschakeld = Handrem ingeschakeld – Om de handrem in te schakelen duwt u de pedaal (4.3) volledig in en zet u de hendel in de stand «B»; wanneer de voet van de pedaal wordt gehaald, blijft deze in de laagste stand staan. – Om de handrem uit te schakelen duwt u opnieuw de pedaal (4.3) in, waarna de hendel automatisch terugkomt in de stand «A». 4.
BEDIENINGSELEMENTEN NL 13 ➤ Voor modellen met elektrische start: 4.11 CONTACTSLOT Het contactslot heeft drie verschillende standen: 4.11 «UIT» alles uit; «DRAAIEN» alle bedieningselementen worden in werking gesteld; «START» schakelt de startmotor in. 4.12 Als de sleutel uit de stand «START» wordt gehaald, komt deze vanzelf weer terug in de stand «DRAAIEN». 4.12 GASHENDEL Regelt het toerental van de motor.
NL 14 BEDIENINGSELEMENTEN ge ruk trekt. Breng na het starten van de motor de handgreep steeds weer in zijn zitting, en begeleid het automatisch oprollen van het touw. 4.21 4.22 4.22 GASHENDEL Regel het toerental en zet de motor af.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5. NL 15 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.1 AANBEVELINGEN VOOR EEN VEILIG GEBRUIK ! GEVAAR! Gebruik de machine uitsluitend voor het doel waarvoor hij werd voorbestemd (het maaien en opvangen van gras). Laat de beveiligingen waarmee de machine is uitgerust ongemoeid en ongewijzigd. DENK ERAAN DAT DE GEBRUIKER ALTIJD AANSPRAKELIJK IS VOOR SCHADE BEROKKEND AAN DERDEN. Alvorens de machine in gebruik te nemen: – lees de algemene veiligheidsvoorschriften ( ☛ 1.
NL 16 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN a) Om de motor te kunnen starten moet: – de koppeling in de “vrije” stand staan; – het mes ontkoppeld zijn; – de gebruiker op de stoel van de machine zit ofwel de handrem ingeschakeld is.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 17 5.3.3 BIJVULLEN VAN OLIE EN BENZINE ! GEVAAR! Het bijvullen van olie en benzine dient steeds te gebeuren met de motor uit, en in open lucht of een goed geventileerde ruimte. Denk eraan dat benzinedampen ontvlambaar zijn! GEEN NAAKTE VLAMMEN BIJ DE BRANDSTOFTANK BRENGEN OM DE INHOUD ERVAN TE CONTROLEREN EN NIET ROKEN TIJDENS HET BIJVULLEN. OPMERKING Het te gebruiken type olie en benzine staat aangegeven in de handleiding van de motor.
NL 18 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.3.4 MONTAGE VAN DE BEVEILIGINGEN AAN DE UITLAAT (OPVANGZAK) 1 ! OPGELET! Gebruik de machine nooit zonder de beveiliging aan de uitlaat! Haak de opvangzak (1) vast aan de steunpunten (2) en centreer hem tegenover de achterste plaat door beide referentiepunten (3) te laten overeenkomen. 3 2 5.3.5 CONTROLE VAN DE DOELMATIGHEID VAN DE VEILIGHEIDSMECHANISMEN Controleer de doelmatigheid van de veiligheidsmechanismen door een aantal werksituaties te simuleren (☛ 5.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 19 5.4 GEBRUIK VAN DE MACHINE 5.4.1 HET STARTEN VAN DE MOTOR ! GEVAAR! Het starten dient altijd in open lucht of in een goed geventileerde ruimte te gebeuren! DENK ERAAN DAT DE UITLAATGASSEN GIFTIG ZIJN! Om de motor te starten: 1. neem plaats op de stoel en schakel de handrem in (☛ 4.3); 2. zet de koppeling in de vrije stand («N») (☛ 4.4); 3. ontkoppel het mes (☛ 4.6); 4. bij een start met koude motor, zet u de versnellingspook in de stand «CHOKE» aangeduid op het label (☛ 4.
NL 20 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN bleem aanhoudt, raadpleeg hoofdstuk «7» van deze handleiding en de handleiding relatief aan de motor. 5.4.2 HET RIJDEN EN VERPLAATSEN VAN DE MACHINE ! OPGELET! Deze machine mag niet op de openbare weg worden gebruikt, maar (volgens het verkeersreglement) uitsluitend op privéterreinen die afgesloten zijn voor het verkeer. OPMERKING Tijdens het rijden, dient u het mes te onkoppelen en het maaidek in de hoogste stand te brengen (stand «5»). Om te rijden: 1.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 21 5.4.5 HET GRAS MAAIEN BELANGRIJK De machine is niet geschikt voor zwaar werk en om grote hoeveelheden gras te maaien. BELANGRIJK De invoer van het lemmer wordt bekomen middels een apparaat met wrijving. Teneinde de beschadiging of een voortijdige slijtage van de frictie-elementen te vermijden, moet men de volgende aanduidingen strikt opvolgen. Om te beginnen maaien: 1.
NL 22 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN minderen, met het oog op de veiligheid( ☛ 1.2 - 5.5). – Minder vaart telkens wanneer u een afname van het toerental waarneemt, en denk eraan dat u nooit een mooi maairesultaat bekomt als de rijsnelheid te hoog is ten opzichte van de hoeveelheid gras. – Ontkoppel het mes en zet het maaidek in de hoogste stand als over een hindernis of oneffenheid moet worden gereden. – Gebruik de 3de versnelling alleen voor verplaatsingen. 5.4.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 23 5.4.8 NA HET MAAIEN Na het maaien ontkoppelt u het mes en vermindert u het toerental van de motor. Op de terugweg dient het maaidek in de hoogste stand te staan. 5.4.9 NA HET WERK Na het maaien, de machine afzetten en de parkeerrem inschakelen. ➤ Voor modellen met elektrische start: 1. zet de gashendel in de stand »LANGZAAM»; 2. zet de motor af door de contactsleutel in de stand «STOP» te zetten.
NL 24 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN ondergrond te gebeuren: 1. monteer de opvangzak; 2. sluit een waterslang aan op de speciale fitting (1) en laat het water stromen; 3. neem plaats op de stoel; 4. zet het maaidek in de laagste stand; 5. start de motor en zet de versnellingspook in de vrije stand; 6. schakel het mes in en laat het enkele minuten draaien. 1 Verwijder de zak, ledig hem, spoel hem en leg hem op een plaats waar hij snel kan drogen.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN NL 25 Om de brandstoftank te ledigen, koppelt u de slang aan de ingang van de benzinefilter (1) los - bereikbaar rechts boven het uitwerpkanaal – en vergeet de slang niet opnieuw aan te sluiten. 1 Alvorens de machine opnieuw in gebruik te nemen, controleert u of er geen benzine lekt uit de slangen en de carburateur. 5.
NL 26 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN geschikte procedure. De machine mag in geen geval worden opgetild met behulp van touwen of takels. Tijdens het transport, zet u het maaidek in de laagste stand, schakelt u de handrem in en zorgt u ervoor dat de machine goed bevestigd is aan het vervoermiddel met touwen of kettingen. 5.7 TIPS VOOR EEN MOOI MAAIRESULTAAT 1. Voor een mooi, groen en zacht gazon, moet het gras regelmatig en op de juiste manier worden gemaaid. 2.
ONDERHOUD 6. NL 27 ONDERHOUD 6.1 AANBEVELINGEN VOOR DE VEILIGHEID ! OPGELET! Haal de kap van de bougie, haal de sleutel uit het contact ( ➤ modellen met elektrische start) of zet de versnellingshendel in de stand «STOP» ( ➤ modellen met manuele start) en lees de instructies alvorens over te gaan tot een onderhouds- of reparatiebeurt. Draag aangepaste kleding en werkhandschoenen voor de montage en demontage van de messen en in alle situaties die gevaar inhouden voor de handen.
NL 28 ONDERHOUD enige handeling, en voorkom handelingen die de machine kunnen doen omvallen. 6.2 PERIODIEK ONDERHOUD 6.2.1 ALGEMEEN ONDERHOUD EN SMERING Volg het schema dat de punten onderhavig aan nazicht, smering en regelmatig onderhoud aangeeft, en het type te gebruiken smeermiddel en de periodiciteit van de handelingen vermeldt.
ONDERHOUD NL 29 6.2.3 DE MOTOR Volg alle aanwijzingen die worden aangegeven in de handleiding van de motor. Om de motorolie af te tappen: 1. schroef de dop los (1); 2. monteer de slang (2) op de spuit (3) en breng deze volledig in de opening; 3. zuig, met behulp van de spuit (3), alle motorolie op. Om de motorolie volledig af te tappen, dient u de handeling meerdere malen te herhalen. 3 1 2 6.2.4 ACHTERASSEN Deze bestaan uit verzegelde eenheden die geen onderhoud vereisen.
NL 30 ONDERHOUD De machine is uitgerust met een connector (1) voor het opladen, vlakbij de accu, die moet worden aangesloten op de connector van de bijgeleverde speciale onderhoudsacculader “CB02”. BELANGRIJK Deze connector wordt uitsluitend gebruikt voor de aansluiting op de onderhoudsacculader “CB02”. Voor het gebruik: – volg de relatieve gebruiksaanwijzingen; – volg de instructies vermeld in de handleiding van de accu. 1 6.3 CONTROLES EN AFSTELLINGEN 6.3.
ONDERHOUD NL 31 ! OPGELET! Draai bij de montage de twee bevestigingsmoeren (1) vast met een 60-65 Nm dynamometrische sleutel. Indien nodig, vervangt u de schroefbouten door uitsluitend ORIGINELE RESERVEONDERDELEN. 6.3.2 AFSTELLING VAN HET MAAIDEK Een correcte afstelling van het maaidek is belangrijk voor een mooi maairesultaat. OPMERKING Om een mooi maairesultaat te bekomen, wordt de voorkant altijd 56 mm lager afgesteld dan de achterkant. 1.
NL 32 ONDERHOUD 6.3.4 BIJSTELLEN VAN DE REM De verlenging van de remafstanden maakt de bijstelling van de rem noodzakelijk.. Het bijstellen gebeurt met OPGETROKKEN handrem. 1 3 2 1. Verwijder het uitwerpkanaal (1), dat bevestigd is met een spil (2) met pen (3): 2. ingrijpen op de regelmoer (4) (die bereikt kan worden door het deksel van de motor weg te nemen) tot men de hoogte van 8688 mm heeft bereikt tussen de klamp (5) en het bovenste gedeelte van de hendel (6); 3.
ONDERHOUD 4. controleer de veer (7) van de aansluitkabel, die noch te strak, nocht te los, maar voldoende vrij moet zijn. Is dit niet het geval, draai dan aan de regelaar (8) tot u de gewenste conditie verkrijgt; 5. controleer de veer (6) opnieuw; 6. hermonteer het uitwerpkanaal (1) en herplaats steeds de spil (2) met pen (3). NL 33 7 8 6.4 DEMONTAGE EN VERVANGINGEN 6.4.1 VERVANGING VAN DE BANDEN 1.
NL 34 ONDERHOUD 6.4.3 ELEKTRISCHE INSTALLATIE EN BEVEILIGING ➤ Voor modellen met elektrische start: De elektrische installatie en de elektronische kaart zijn beschermd door een zekering, waarvan de ingreep de stilstand van de machine tot gevolg heeft: 1 1. Verwijder het motorlid (1) met behulp van een schroevendraaier; 2. vervang de zekering (2) door een zekering met een analoog vermogen; 3. herplaats het motorlid (1) Het vermogen van de zekering is aangegeven op de zekering zelf.
OPMERKING 7. OPMERKING PROBLEEM 1. De sleutel staat in de stand «DRAAIEN», maar de startmotor reageert niet. ➤ Voor modellen met elektrische start NL 35 MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING Blokkering van de elektronische kaart, te wijten aan: Draai de sleutel in de stand «STOP» en zoek de oorzaak: – een lege of gesulfateerde accu – een doorgebrande zekering – laad de accu op (☛ 6.2.5) – vervang de zekering (10 A) (☛ 6.4.
NL 36 PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING – een onderbroken aardaansluiting van de microschakelaars – controleer de aansluitingen – geen toestemming tot starten – controleer of aan de nodige voorwaarden werd voldaan om de motor te starten (☛ 5.2.a) – geen toevoer van benzine – controleer het niveau in de brandstoftank (☛ 5.3.
OPMERKING NL 37 PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK 9. Een onregelmatig maaibeeld en onvoldoende opvang van gras – het maaidek dat niet parallel loopt met het grasveld – controleer de bandenspanning (☛ 5.3.2) – regel het maaidek ten opzichte van het grasveld (☛ 6.3.2) – een slecht functionerend mes – controleer of het mes correct is gemonteerd (☛ 6.3.1) – slijp of vervang het mes (☛ 6.3.
NL 38 8. OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES 1. KIT VOOR “MULCHING” Versnippert het pas gemaaide gras en laat het achter op het terrein. Kan ook worden opgevangen in de grasopvangzak.
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN 9. NL 39 TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN Elektrische installatie ( ➤ Alleen voor modellen met elektrische start) 12 V Accu ( ➤ Alleen voor modellen met elektrische start) .............................................. 7,2 Ah Voorbanden ........................................................................................................ 11 x 4.00-4 Achterbanden ..................................................................................................... 13 x 5.