Operation Manual

•  Snoeien na het vellen (Afb. 15)
LET OP!
Let op de steunpunten van de
tak op de grond, aan de mogelijkheid dat die in
spanning staat, aan de richting die de tak kan aan
-
nemen tijdens het zagen en aan de mogelijke insta-
biliteit van de boom na het afzagen van de tak.
1.  Neem de richting waar waarin de tak in de stam zit.
2.  Begin te zagen aan de plooizijde en maak het werk 
af aan de tegenoverliggende zijde.
•  Een stam doorzagen op de grond (Afb. 17)
Zaag tot ongeveer halverwege de diameter, rol de stam
en maak het werk af aan de tegenoverliggende zijde.
•  Een opgetilde stam doorzagen (Afb. 18)
1.  Indien het zagen na de steunpunten (A) plaatsvindt, 
zaag dan tot een derde van de diameter onderaan en
maak het werk af bovenaan.  
2.  Indien gezaagd wordt tussen twee steunpunten (B), 
zaag dan tot een derde van de diameter bovenaan
en maak het werk af langs onder.
3. NA HET WERKEN
Na het werken:
–  Schakel  de  motor  uit  zoals  eerder  aangegeven 
(Hoofdstuk 6).
–  Wacht tot de ketting tot stilstand gekomen is en laat 
de machine afkoelen.
Draai de bevestigingsbout van de staaf los om de
spanning van de ketting te verminderen.
Verwijder alle sporen van zaagsel of olieresten van
de ketting.
–  Indien de ketting erg bevuild is of indien er veel hars 
op aanwezig is, dient men de ketting te demonteren 
en deze gedurende enkele uren in een houder te leg
-
gen met een bijzonder reinigingsmiddel. Spoel hem
vervolgens af in schoon water en behandel hem met
een geschikte anticorrosie-spray, vooraleer hem weer 
op de machine te monteren.
Monteer de bescherming van de staaf vooraleer de
machine weg te zetten.
LET OP!
Laat de motor eerst afkoelen
vóór het opbergen van de machine in elke willekeu
-
rige ruimte. Om het risico voor brand te beperken
de machine vrijmaken van zaagsel, takjes, bladeren
of overtollig vet; laat geen recipiënten met snijafval
in de ruimte achter.
•  Een boom snoeien (Afb. 13)
LET OP!
Zorg ervoor dat de zone
waarin de takken zullen vallen vrij is.
LET OP!
Voor snoeien in de hoogte,
met behulp van een touw en een riemendraagstel,
moet men strikt de aanwijzingen opvolgen die be
-
schreven zijn onder “Voor uw veiligheid” ( 3.1.).
LET OP!
Werk niet terwijl u op een niet stabiele basis of
op een ladder staat.
Hel niet te ver over.
Snij niet hoger dan uw schouders.
1.  Ga aan de zijde tegenover de af te zagen tak staan.
2.  Begin  met de  laagste takken  en werk  zo naar  de 
hogere takken toe.
3.  Zaag van boven naar beneden, om te voorkomen dat
het blad vastraakt.
•  Een boom vellen (Afb. 14)
LET OP!
Op hellingen wordt altijd ge-
werkt stroomopwaarts van de boom. Zorg ervoor
dat de gevelde stam geen schade kan veroorzaken
bij het naar beneden rollen.
1.  Bepaal de valrichting van de boom rekenig houdend 
met de wind, de helling van de plant, de positie van
de zwaarste takken, het gemakkelijk werken na het 
vellen, enz.
2.  Maak de zone rond de boom vrij en zorg voor een 
goede steunplaats voor de voeten.
3.  Voorzie gepaste vluchtwegen, vrij van hindernissen; 
de vluchtwegen moeten zich op ongeveer 45° in de
richting tegenover de valrichting van de boom bevin
-
den en een snelle vlucht van de bediener naar een
veilige plaats  mogelijk maken.  Deze  veilige plaats 
moet op een afstand liggen die 2,5 keer de hoogte 
van de te vellen boom bedraagt.
4.  Breng  aan de  valzijde  een  inkeping  aan met  een 
diepte gelijk aan een derde van de doorsnede van 
de stam.
5. Zaag de stam aan de tegenoverliggende zijde, iets
boven de punt van de inkeping en laat een “schar
-
nier” (1) van ongeveer 5-10 cm vrij.
6. Zonder het blad te verwijderen, wordt de breedte van
de scharnier geleidelijk aan kleiner gemaakt, tot de 
boom omvalt.
7. In bijzondere situaties of bij een schaarse stabiliteit,
kan het vellen voltooid worden door twee wiggen (2) 
aan de zijde tegenover de valzijde aan te brengen
en met een hamer op de wiggen te kloppen tot de 
boom omvalt.
GEBRUIK VAN DE MACHINE 15
NL