Operation Manual
SR 420
Nederlands
74
– Contact met
plantenbeschermingsmiddelen
voorkomen – met
plantenbeschermingsmiddel
vervuilde kleding direct verwisselen
– Alleen werken als het windstil is
Ongunstige weersomstandigheden
kunnen tot verkeerde concentratie van
het plantenbeschermingsmiddel leiden.
Overdosering kan leiden tot schade aan
planten en milieu. Een te lage dosering
kan leiden tot het uitblijven van
resultaten.
Om schade aan het milieu en planten te
voorkomen, het apparaat nooit
gebruiken:
– Bij wind
– Bij temperaturen boven de 25 °C in
de schaduw
– Bij direct zonlicht
Om schade aan het apparaat en
ongelukken te voorkomen, het apparaat
nooit gebruiken met:
– Ontvlambare vloeistoffen
– Stroperige of plakkerige vloeistoffen
– Etsende en zuurhoudende
middelen
– Vloeistoffen, die warmer zijn dan
50 °C
Opslag
– Bij een werkonderbreking het
apparaat niet blootstellen aan direct
zonlicht en warmtebronnen
– Spuitmiddelen nooit langer dan een
dag in het spuitmiddelreservoir
laten zitten
– Spuitmiddelen alleen in hiervoor
goedgekeurde flessen/blikken
opslaan en transporteren
– Spuitmiddelen niet opslaan in
flessen/blikken bestemd voor
levensmiddelen, drank en
voedermiddelen
– Spuitmiddelen niet opslaan bij
levensmiddelen, drank en
voedermiddelen
– Spuitmiddelen uit de buurt houden
van kinderen en dieren
– Het apparaat afgetapt en
schoongemaakt opbergen
– Het spuitmiddel en het apparaat zo
opbergen, dat onbevoegden hier
geen toegang toe hebben
– Het spuitmiddel en het apparaat
droog en vorstvrij opbergen
Milieuverantwoord afvoeren
De resten van het spuitmiddel en de
spoelvloeistoffen van het apparaat niet
in open water, afvoeren, sloten,
greppels en goten en drainagesystemen
laten stromen.
– Spuitmiddelresten en gebruikte
reservoirs volgens de plaatselijke
voorschriften voor afval
milieubewust afvoeren
Apparaat vervoeren
Altijd de motor afzetten.
Bij vervoer in voertuigen:
– Het apparaat zo beveiligen dat het
niet kan omvallen, worden
beschadigd en er ook geen benzine
uit kan lopen
– Het spuitmiddelreservoir moet leeg
en schoon zijn
Tanken
Voor het tanken de motor afzetten.
Niet tanken zolang de motor nog heet is
– de benzine kan overstromen –
brandgevaar!
De tankdop voorzichtig losdraaien,
zodat de heersende overdruk zich
langzaam kan afbouwen en er geen
benzine uit de tank kan spuiten.
Uitsluitend op een goed geventileerde
plek tanken. Als er benzine werd
gemorst, het motorapparaat direct
schoonmaken – de kleding niet in
aanraking laten komen met de benzine –
anders direct andere kleding
aantrekken.
Benzine is bijzonder licht
ontvlambaar – uit de
buurt blijven van open
vuur – geen benzine mor
-
sen – niet roken.
Op lekkages letten! Als er
benzine weglekt de motor
niet starten – levensge
-
vaar door verbranding!
Na het tanken de
schroef-tankdop zo vast
mogelijk aandraaien.