User manual

2
3. Navigeren met kaart en kompas
Bij het navigeren met een kaart en kompas, bepaalt
u eerst de koers waarin u wilt reizen op de kaart en
daarna brengt u deze koers over in de werkelijkheid.
1. Plaats het kompas op de kaart tussen uw beginpunt
(A) en uw eindoel (B).
2. Draai het kompashuis tot de oriëntatielijnen parallel
lopen aan de meridiaanlijnen op de kaart, waarbij
de N naar het noorden gericht is.
3. Houd het kompas recht op heuphoogte en draai
uzelf tot de naald en de oriëntatiepijl op een lijn
zijn.
OPMERKING: Compenseren voor declinatie. Zie
hoofdstuk 5.
N
S
EW
B
A
2
0
4
0
6
0
8
0
1
0
0
1
2
0
1
4
0
1
6
0
1
8
0
2
0
0
2
2
0
2
4
0
2
6
0
2
8
0
3
0
0
3
2
0
3
4
0
N
S
EW
B
A
2
0
4
0
6
0
8
0
1
0
0
1
2
0
1
4
0
1
6
0
1
8
0
2
0
0
2
2
0
2
4
0
2
6
0
2
8
0
3
0
0
3
2
0
3
4
0
2
0
4
0
6
0
8
0
1
0
0
1
2
0
1
4
0
1
6
0
1
8
0
2
0
0
2
2
0
2
4
0
2
6
0
2
8
0
3
0
0
3
2
0
3
4
0
2
0
4
0
6
0
8
0
1
0
0
1
2
0
1
4
0
1
6
0
1
8
0
2
0
0
2
2
0
2
4
0
2
6
0
2
8
0
3
0
0
3
2
0
3
4
0