Operation Manual
21
Als u port forwarding wilt instellen, moet u zich aanmelden bij de router zoals beschreven in de sectie “Geavanceerde installatie” en op
“Forwarding” – “Virtual Servers” klikken in het menu aan de linkerkant. Het volgende scherm wordt weergegeven:
Klik op “DMZ” in het menu aan de linkerkant, voer het IP-adres van het apparaat in, schakel het selectievakje “Enable” in en klik op de knop
“Save”.
Bandbreedtebeheer
Bandbreedtebeheer wordt ook wel “bandbreedtemanagement” genoemd. Hiermee kunt u de bandbreedte van een of meer apparaten in uw
netwerk softwarematig beperken. Dit kan nuttig zijn wanneer u bijvoorbeeld bandbreedte wilt reserveren voor een VoIP-telefoon of wanneer u de
beschikbare bandbreedte voor peer-to-peer toepassingen wilt beperken.
Als u bandbreedtebeheer wilt instellen, moet u zich aanmelden bij de router zoals beschreven in de sectie “Geavanceerde installatie”, op
“Bandwidth Control” – “Rules List” klikken in het menu aan de linkerkant en vervolgens het selectievakje “Enable” inschakelen. Het volgende
scherm wordt weergegeven:
Geef eerst de bandbreedte op voor uploaden en downloaden via het WAN, in kbps. Houd de snelheden aan die door uw ISP worden aangeraden
en verlaag deze met 10% of gebruik een website voor het testen van snelheden om uw bandbreedte te meten en verlaag de gemeten waarde
met
5%. Hierna kunt u regels gaan maken. Voer de gewenste poort(en) en protocol(len) in waarop de regel moet worden toegepast (of
selecteer een vooraf gedefinieerde service) en stel het IP-adres van uw apparaat of een IP-bereik voor meerdere apparaten in. Stel hierna
Opmerking: als u regels voor netwerkverkeer wilt toepassen op een bepaald apparaat, raden we u aan eerst een statisch DHCP IP-adres aan het
apparaat toe te wijzen. Als u dit niet doet, kan het IP-adres worden gewijzigd en is de regel niet langer van toepassing of wellicht van toepassing
op een ander apparaat.
Nederlandse versie