User manual

87
b) Functie G2 „PROGRAM SETTING
Hier kunnen de gewenste tijden en temperaturen worden gepro-
grammeerd, binnen dewelkde de universele thermostaat de aan-
gesloten verbruiker temperatuurgestuurd in-, resp. uitschakelt.
Zo kan vb. worden vastgelegd dat vanaf 6u een temperatuur van
20,0 °C moet gelden en vanaf 9u voor de rest van de dag een tem-
peratuur van 18,C.
Al naargelang of u in het menu „INSTALL SETTINGS
de verwar-
mings-, resp. koelmodus hebt geselecteerd, wordt de aan de uni-
versele thermostaat aangesloten verbruiker overeenkomstig in- of
uitgeschakeld.
In de verwarmingsmodus wordt de aangesloten verbruiker (vb.
een heteluchtverwarmer) ingeschakeld als de door de tempera-
tuursensor gemeten temperatuur onder de door u geprogram-
meerde temperatuurwaarde zakt.
Om te frequent in-/uitschakelen te vermijden moet de tempera-
tuur eerst van de in de functie G9 SWING SETTING“ ingestelde
temperatuurhysterese afwijken voor de aan de universele ther-
mostaat aangesloten verbruiker wordt ingeschakeld (resp. uitge-
schakeld).
Voorbeeld:
Geprogrammeerde temperatuurwaarde: 20,0 °C
Temperatuurhysterese: 0,5 °C
In-/uitschakelen: bij 19,5 °C, resp. 20,5 °C
Per dag kunnen tot 7 verschillende tijden worden geprogram-
meerd (weergave in het scherm P1....P7) waarop de temperatuur
kan veranderen (met een interval van 10 minuten).
Zo kunt u vb. in het eerste geheugen „P1voor 6.00u een tem-
peratuur van 20,0 °C programmeren en in het tweede geheugen
„P2“ voor 9.00u een temperatuur van 18,0 °C.
Ga voor de programmering in de volgende stappen te werk:
1. Na de selectie van de functie G2 „PROGRAM SETTING“ en be- Na de selectie van de functie G2 „PROGRAM SETTING“ en be-Na de selectie van de functie G2PROGRAM SETTING“ en be-
vestiging met de toets „OK(2) knipperen de getallen voor de
weekdagen, resp. dagblokken aan de bovenste schermrand.
2. Selecteer een van de afzonderlijke dagen, resp. een van de
dagblokken met de toetsen „-(5) en „+“ (6).