User manual

89
Let op:
Een foutieve programmering van de tijden wordt auto-
matisch verhinderd, zodat de schakelprocessen niet
door elkaar raken.
Als u vb. in geheugen
P1
vanaf 6.00u een temperatuur van
20,0 °C en in geheugen
P2
vanaf 9.00u een temperatuur
van 18,0 °C hebt ingesteld, kan in geheugen
P3
geen tijd
onder 9.10u worden geprogrammeerd.
c) Functie G3 „PROGRAM SETBACK“
Als u de temperatuurwaarde van alle programmas vb. met 1 °C wilt
veranderen, moet u de hele programmering niet volledig wijzigen.
Het volstaat om in de functie G3 „PROGRAM SETBACKeen gecor-
rigeerde waarde (-3,0 °C......+3,0 °C) in te stellen.
Als u vervolgens in de functie G2 „PROGRAM SETTING“ uw tempe-
raturen controleert, wordt daar de overeenkomstig gecorrigeerde
waarde weergegeven.
Voorbeeld:
In programma P1” is als tijd 6.00u en als temperatuurwaarde
20,0 °C ingesteld.
Na de programmering van
-1,0 °C
in de functie
PROGRAM SETBACK
staat nu in het programma
P1
als temperatuurwaarde 19,0 °C.
Als u in de functie
PROGRAM SETBACK
opnieuw
0,0 °C
instelt,
staat in het programma
P1
opnieuw een temperatuur van 20,0 °C.
Ga als volgt te werk:
1. Na de selectie van functie G3 „PROGRAM SETBACK“ en beves- Na de selectie van functie G3 „PROGRAM SETBACKen beves-Na de selectie van functie G3 „PROGRAM SETBACK“ en beves-
tiging met de toets „OK(2) knippert het temperatuur correc-
tiewaarde op het scherm.
2. Stel met de toetsen „–(5) en „+(6) de correctiewaarde in
(-3,0 °C......+3,0 °C).
3. Bevestig de instelling met de toets „OK“ (2).
De universele thermostaat bevindt zich daarop opnieuw in
het vorige menu ter selectie van de functies.
4. Om het menu te verlaten en naar de normale weergave terug
te keren, drukt u evt. meermaals op de toets „MENU“ (3).