User manual

90
Let op:
Als door de correctiewaarde de onderste of bovenste
temperatuurgrens (instelling zie hoofdstuk 9. g) onder-,
resp. overschreden zou worden, verandert de opgesla-
gen temperatuur!
Voorbeeld:
Onderste temperatuurgrens: +5,0 °C
Bovenste temperatuurgrens: +45 °C
Correctiewaarde: 0,0 °C
P1 = 5,0 °C, P2 = 12,0 °C, P3 =45,0 °C, P4 = 20,0 °C
Als u de correctiewaarde op -3,0 °C instelt, geeft de func-
tie G2 de volgende temperatuur weer:
P1 = 5,0 °C, P2 = 9,0 °C, P3 = 42,0 °C, P4 = 17,0 °C
Ervan uitgaand dat u de correctiewaarde terug op 0,0 °C in-
stelt, geeft de functie G2 de volgende temperaturen weer:
P1 = 8,0 °C, P2 = 12,0 °C, P3 = 45,0 °C, P4 = 20,0 °C
Als u de correctiewaarde op +3,0 °C instelt, geeft de func-
tie G2 de volgende temperatuur weer:
P1 = 11,0 °C, P2 = 15,0 °C, P3 = 45,0 °C, P4 = 23,0 °C
Als u de correctiewaarde op 0,0 °C instelt, geeft de func-
tie G2 de volgende temperaturen weer:
P1 = 8,0 °C, P2 = 12,0 °C, P3 = 42,0 °C, P4 = 20,0 °C
De opgeslagen temperatuur voor P1 en P3 heeft zich
omwille van de temperatuurgrens veranderd (boven vet
gemarkeerd). Indien nodig, moeten de temperaturen
in de functie G2 „PROGRAM SETTING“ daarom overeen-
komstig manueel opnieuw worden ingesteld!