Instructions

Transponder programmeren en gebruikerscode invoeren (voor gebruikswijze 2 en 3):
Als gebruikswijze 2 werd ingesteld, dan kan het omschakelcontact door de transpon-
der of de gebruikerscode worden geactiveerd.
Bij gebruikswijze 3 is een transponder en de gebruikerscode vereist, om het omscha-
kelcontact van het codeslot te activeren.
Activeer de programmeermodus, zie hoofdstuk 9. a).
Voer een geheugennummer in (
..... ).
De controle-led knippert: de kleur geeft aan of het geheugen bezet is:
- Led knippert rood: Het geheugen is al bezet met een transponder of gebruikerscode
- Led knippert groen: Het geheugen is leeg
Als de programmeerprocedure wordt afgebroken, druk dan kort op de toets
.
Als een bezet geheugen wordt gewist, druk dan twee keer op de toets
. De controle-led
knippert vervolgens groen en er kan nu een transponder worden geprogrammeerd; zie de
volgende stap.
Houd een transponder gewoon voor het codeslot om deze te programmeren.
Het codeslot geeft een korte toon af, als de transponder wordt herkend. Er is vervolgens een
lange toon hoorbaar; de transponder werd geprogrammeerd. De controle-led knippert geel.
Als de transponder al op en ander geheugennummer is geprogrammeerd, dan geeft
het codeslot 3 korte tonen af; de programmeerprocedure is niet mogelijk.
Voer de gewenste gebruikerscode in (de lengte van de gebruikerscode moet overeenstem-
men met die van de hoofdcode, bijv. 4-cijferig).
Het codeslot geeft een lange toon af en de controle-led licht constant geel op.
Indien gewenst, kunt u nu een andere gebruiker (met transponder/gebruikerscode) in
een geheugen vastleggen; begin weer met het invoeren van het geheugennummer,
zie hierboven.
Druk voor het verlaten van de programmeermodus kort op de toets
. De controle-led licht
constant rood op.
19