Instructions

11. Opheffen van storingen
Na een stroomuitval is het codeslot met de bestaande programmeringen weer klaar voor ge-
bruik.
Het codeslot is tijdens een stroomstoring niet gebruiksgereed.
Naargelang de toepassing raden wij u aan om het codeslot om veiligheidsredenen op
een noodstroomvoorziening te gebruiken (zoals bij een alarminstallatie).
De deuropener schakelt niet
Het omschakelcontact is potentiaalvrij. Dat betekent dat u de externe bedrading overeenkom-
stig moet uitvoeren, omdat het codeslot geen stroomvoorziening voor de deuropener biedt.
Als de deuropener voorzien is van een polariteitsmarkering (plus/+ en min/-), zorg er dan voor
dat deze overeenkomstig en correct op het codeslot wordt aangesloten.
De gebruikerscode of de transponder is onjuist.
Het omschakelcontact kan niet met de hoofdtransponder of de hoofdcode worden geacti-
veerd.
De gebruikerscode of transponder functioneert niet
Controleer welke gebruikswijze wordt toegepast; zie hoofdstuk 9. c).
Als de lengte van de code wordt gewijzigd, dan worden alle programmeringen/instellingen
gewist.
Houd altijd slechts één transponder voor het codeslot.
De afstand tussen transponder en codeslot mag niet meer dan 2 - 3 cm bedragen.
Metalen voorwerpen in de buurt van het codeslot kunnen de functie van een transponder
beïnvloeden.
Onbepaalde storingen of problemen
Wis alle beschikbare programmeringen en herstel het codeslot naar de standaardinstellin-
gen; zie hoofdstuk 9. b).
Schrijf alle programmeringen op, zodat u ze eventueel ongedaan kunt maken.
Controleer de aansluitingen van het codeslot.
25