Manual
20
Gebruikersvingerafdruk toewijzen aan een bepaalde geheugenplaats:
Ditaanleerprocesduurtweliswaarlanger,maareenspeciekegebruikersvingerafdrukkanlaterworden
verwijderd (via het geheugennummer) als de persoon voor het verwijderingsproces niet meer ter beschik-
king staat.
• Start de programmeermodus zoals beschreven in hoofdstuk 8. a), zodat de led rood knippert.
• Voer de programmeercode in om het aanleren te starten. Daarna brandt de led geel.
• Voer het geheugennummer in ( ..... ), waarin de gebruikersvingerafdruk moet worden opgeslagen (zonder
voorloopnul bij geheugennummers met één cijfer).
Voorbeeld 1: = Vingerafdruk in geheugen 6 opslaan
Voorbeeld 2: = Vingerafdruk in geheugen 54 opslaan
• Bevestig het geheugennummer met de toets .
Als het geheugennummer reeds bezet is, laat het toegangssysteem 3 snelle geluidssignalen horen en
knippert de led rood. Het is zodoende niet mogelijk een geheugen te overschrijven. Wis eerst het betref-
fende geheugen, voordat daar een andere gebruikersvingerafdruk kan worden opgeslagen.
• Voor het aanleren van een gebruikersvingerafdruk moet de vingerafdruksensor 3x na elkaar met dezelfde vinger
worden aangeraakt. Een led-ring rondom de sensor brandt blauw als de sensor wordt aangeraakt. De led-ring
brandt groen en een kort geluidssignaal is hoorbaar als de vingerafdruk correct is herkend. Na het derde correcte
leesproces laat het toegangssysteem een langer geluidssignaal horen en wordt de vingerafdruk opgeslagen.
Als de vingerafdruk niet correct kan worden gelezen, hoort u 3 pieptonen en knippert de led-ring rood.
Hetzelfde gebeurt als u probeert een reeds opgeslagen vingerafdruk in te lezen.
• Als er een andere gebruikersvingerafdruk moet worden aangeleerd, start dan weer bij het invoeren van een ge-
heugennummer, zie hierboven.
• Verlaat de aanleermodus met de toets . De led knippert weer rood, u kunt nu verdere programmeringen uitvoeren
of met de toets de programmeermodus verlaten.