RB RBK RBM IMO 172483 03

ELEKTRISCHE AANSLUITING
MECHANISCHE MONTAGE
ONDERHOUD
OVERVERHITTING
1. De elektrische verwarmers zijn ontworpen voor aansluiting op drie fase wisselspanning. Bekijk het aansluit-
schema dat bij de verwarmer hoort. Op de deksel van de aansluitkast staan alle relevante elektrische gege-
vens.
2. De verwarmer moet met behulp van een vaste, ronde installatiekabel voorzien worden van een voedings-
spanning. De kabel dient uitgerust te zijn met een fitting welke ervoor zorg draagt dat de isolatie klasse
gewaarborgd blijft.
3. Het moet niet mogelijk zijn voeding op het verwarmingselement te schakelen zonder dat de ventilator is
opgestart. Gelijktijdig inschakelen van de ventilator en verwarmer is mogelijk.
4. Het moet niet mogelijk zijn voeding van de ventilator eerder uit schakelen dan dat de verwarmer is uitgezet.
Gelijktijdig uitschakelen van de ventilator en verwarmer is mogelijk.
5. Verwarmer dient voorzien te zijn van een werkschakelaar met een minimale contact afstand van 3mm.
6. Het installeren dient te geschiedden door een erkend elektrotechnisch installateur.
7. De verwarmers zijn ontworpen volgens deze standaarden: SEMKO 111 FA 1982 / EN 60335-1 / EN 60335-2-30.
8. De verwarmers voldoen aan de eisen volgens de huidig gebruikte EMC standaard CENELEC EN 50081-1
en EN 50082-1.
De verwarmers zijn CE en EMC gekeurd en voorzien van keurmerk op de deksel.
9. De verwarmer is uitgerust met twee oververhittingbeveiligingen (1 met handmatige reset functie) welke de
verwamer beschermen tegen oververhitting indien de luchtstroom te laag is of een fout in het systeem is
opgetreden.
10. Er dient een tekening aanwezig te zijn in de centrale groepenkast waarop te zien is wat de locaties en de
vermogens van de verwarmers zijn. Tevens dient de tekening voorzien te zijn van de oplossing die gemaakt
is om oververhitting van de verwarmers tegen te gaan.
11. Omdat het sensorcircuit, bij type RBM, niet galvanisch gescheiden is van de voedingsspanning, dient er met de
montage van de sensoren rekening gehouden te worden met het voltage dat op de klemmenstrook aanwezig is.
1. De verwarmers is ontworpen om direct tussen rechthoekig kanaal te monteren en wordt middels schroeven,
bout of gids vast gezet.
2. De luchtstroom moet volgens de pijl op de verwarmer door het apparaat stromen.
3. De verwarmer kan in horizontaal of verticaal kanaal gemonteerd worden. De aansluitkast moet gepositioneerd
worden in de zijdelingse richting. De aansluitkast naar beneden richten is toegestaan.NIET
4. De lucht aanzuig van de verwarmer dient zo afgeschermd te zijn dat het op geen manier mogelijk is de
verwarmingselementen aan te raken.
5. Er dient een waarschuwing bij de uitblaas opening aanwezig te zijn dat deze niet afgedekt mag worden.
6. Na de verwarmer dient er een kanaalstuk gemonteerd te zitten dat minimaal de diagonaamaatl bedraagt.
Ander zal het risico van ongelijkmatige verdeling van de lucht in de verwarmer een oververhitting en derhalve
een uitschakeling van het element kunnen veroorzaken.
Voorbeeld: 400x300mm => min. 500mm.
7. De verwarmers kunnen volgens de normaal geldende regels voor het isoleren van kanaalstukken geïsoleerd
worden. Echter dient het isolatie materiaal onbrandbaar te zijn. De deksel van de aansluitkast dient vrij te blijven
van isolatie i.v.m. het zichtbaar blijven van het type plaatje.
8. De afstand tussen de metalen omkasting van de verwarmer en elk hout of ander brandbaar materiaal dient
minimaal 100mm zijn.
9. De maximale omgevingstemperatuur voor de verwarmer bedraagt 40ºC voor de verwarmers zonder geïntegreerde
regeling (RB en RBK).
10. De maximale omgevingstemperatuur voor de verwarmer bedraagt 30ºC voor de verwarmers met geïntegreerde
regeling (RBM).
11. Luchtsnelheid door de verwarmer mag niet lager zijn dan 1, m/s.
12. De maximale uitgaande temperatuur mag niet hoger zijn dan 50ºC.
5
Er is geen onderhoud noodzakelijk naast een periodieke controle van de functies.
Indien de manueel resetbare oververhittingbeveiliging is aangesproken dient het volgende ondernomen te worden:
1. De verwarmer dient niet open gemaakt te worden door andere dan een elektrotechnisch installateur.
2. Schakel de voedingsspanning uit.
3. Onderzoek de reden waarom de beveiliging in werking is getreden.
4. Indien de oorzaak is verholpen kan de resetknop ingedrukt worden.
6
NL