Operation Manual

Hoofdstuk 2 Oplossen van problemen
2-3
Zorg ervoor dat u de hardware apparaten in het BIOS Setup
hulpprogramma niet verkeerd ingesteld hebt. Een foutieve
instelling kan een verkeerde werking van het systeem
veroorzaken. Indien u niet zeker bent van de gemaakte
veranderingen, herstel de instellingen dan naar de
fabrieksinstellingen.
Zorg ervoor dat alle stuurprogramma’s juist geïnstalleerd zijn.
Bijvoorbeeld, zonder het installeren van het
audio-stuurprogramma, zullen de luidsprekers en de
microfoon niet werken.
Indien externe apparaten, zoals een USB camera, scanner,
printer, enz… niet juist werken, dan is dit meestal een
probleem van het externe apparaat. Contacteer de fabrikant
van het externe apparaat voor meer informatie.
Sommige software programma’s, die niet zorgvuldig getest
zijn, kunnen tijdens het gebruik problemen veroorzaken.
Contacteer de verkoper van de software om het probleem op
te lossen.
Oudere randapparatuur is niet voorzien van de plug-en-play
functie. Indien u dergelijke randapparatuur met de notebook
computer wilt gebruiken, moet u deze eerst met de notebook
computer verbinden en inschakelen alvorens de notebook
computer aan te zetten.
Ga naar de BIOS SETUP en laadt de DEFAULT SETTING na
het heropstarten van de van de BIOS.
Zorg ervoor dat het slot van de sneltoetsen niet ingeschakeld
is; anders zullen de sneltoetsen niet werken.