Operation Manual

- 22 -
NL
1. ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET GEBRUIK
- Hetcontactmethetzuurvandebatterijvermijden.
Ingevalmenbespatwordtdoorofin contactkomt
met het zuur, het betrokken gedeelte onmiddellijk
spoelenmetzuiverwater.Verderblijvenspoelentot
deaankomstvandearts.
- Tijdens het opladen laten de batterijen explosief gas
vrij,vermijddaterzichvlammenenvonkenvormen.
NIET ROKEN.
- De op te laden batterijen op een verluchte plaats
zetten.
- De ogen beschermen. Altijd een beschermende bril
dragen wanneer men werkt met accu’s met zuur
lood.
- Zich op een gepaste manier kleden. Geen brede
kleren of juwelen dragen die in de beweeglijke
gedeelten kunnen verstrikt geraken. Tijdens
de werken raadt men het dragen van elektrisch
geïsoleerde beschermende kledij en antislip
schoenen aan. Voor wie lang haar heeft, een alles
omvattendhoofddekseldragen.
- Denietervarenpersonenmoetenopeenadequate
manier opgeleid worden voordat ze het toestel
gebruiken.
- De personen (kinderen inbegrepen) waarvan de
lichamelijke, zintuiglijke en mentale capaciteiten
onvoldoendezijnvooreencorrectgebruikvanhet
toestel moeten onder het toezicht staan van een
persoondieverantwoordelijkisvoorhunveiligheid
tijdenshetgebruikervan.
- De kinderen moeten onder toezicht staan om er
zekervantezijndatzenietmethettoestelspelen.
- De batterijlader uitsluitend binnen gebruiken
en werken in goed verluchte ruimten: NIET
BLOOTSTELLEN AAN REGEN OF SNEEUW.
- Devoedingskabelloskoppelenvanhetnetvoordat
dekabelsvoorhetopladenwordenaangeslotenop
oflosgekoppeldvandebatterij.
- Detangennietaansluitenopofloskoppelenvande
batterij met de batterijlader in werking.
- De batterijlader geenszins gebruiken binnen in de
auto of in de motorkap.
- De voedingskabel alleen vervangen met een
originele kabel.
- De batterijlader niet gebruiken om niet heroplaadbare
batterijen terug op te laden.
- Veriëren of de beschikbare voedingsspanning
overeenstemt met diegene die aangeduid staat op
deplaatmetdegegevensvandebatterijlader.
- Om de elektronica van de voertuigen niet te
beschadigen,dewaarschuwingengeleverddoorde
fabrikantenvande voertuigen of van de gebruikte
batterijstriktopvolgen.
- Deze batterijlader bevat componenten, zoals
schakelaarsofrelais,diebogenofvonkenkunnen
veroorzaken;bijgevolg,indiendebatterijladerineen
garage of in een soortgelijke ruimte wordt gebruikt,
moet men hem in een lokaal of in een omgeving
plaatsendiespeciaalvoorditdoelbestemdis.
- Ingrepen van herstellingen of onderhoud aan de
binnenkant van de batterijlader mogen alleen
uitgevoerdwordendoorpersoneelmetervaring.
- OPGELET: DE VOEDINGSKABEL ALTIJD
LOSKOPPELEN VAN HET NET VOORDAT
MEN GELIJK WELKE INGREEP VAN GEWOON
ONDERHOUD VAN DE BATTERIJLADER UITVOERT,
GEVAAR!
- De batterijlader is beschermd tegen indirecte
contacten middels een aardegeleider zoals wordt
voorgeschreven voor de toestellen van klasse I.
Controleren of het contact voorzien is van een
beschermende aardeaansluiting.
- Sluit bij modellen die deze niet hebben stekkers
met het juiste vermogen aan, niet minder dan de
waardevandezekeringdiestaataangegevenophet
serieplaatje.
- ApparatuurvanklasseA:
Deze acculader voldoet aan de vereisten van de
technische standaard van het gebruikte product
in een industriële omgeving en voor professionele
doeleinden. Er wordt niet gegarandeerd dat het product
voldoet aan de elektromagnetische compatibiliteit in
huizeneningebouwendiedirectzijnaangeslotenop
eenvoedingsnetmetlaagspanningvoorhuishoudelijk
gebruik.
2. ALGEMENE BESCHRIJVING
Acculader voor het opladen van loodaccu’s WET, GEL,
AGM, PbCa, gebruikt in motorvoertuigen (benzine en
diesel) en elektrische voertuigen: auto’s, motorvoertuigen,
motoren, boten, enz. Er kunnen accu’s worden opgeladen
van 6V, 12V, 24V; het model 50 heeft ook de starthulpmodus
(alleen voor voertuigen met benzine- en dieselmotor).
3. INSTALLATIE
3.1 PLAATS VAN DE ACCULADER
Zorg er tijdens de werking voor dat de acculader stabiel
staat en controleer of de lucht vrij door de luchtopeningen
kan stromen zodat er voldoende ventilatie is.
3.2 AANSLUITEN OP HET ELEKTRICITEITSNET
- De acculader mag uitsluitend worden aangesloten
op een voedingssysteem waarvan de nulgeleider is
aangesloten op de aarde.
- Controleer of de spanning van het elektriciteitsnet
overeenkomt met de werkingsspanning van de
acculader die op het serieplaatje staat.
- De voedingslijn moet voorzien zijn van
beschermingssystemen, zoals zekeringen of
automatische onderbrekers, die voldoende zijn voor het
opnamemaximum van het apparaat.
- De acculader moet op het elektriciteitsnet worden
aangesloten met de speciale voedingskabel.
- Eventuele verlengingen van de voedingskabel moeten
een voldoende doorsnede hebben en mogen nooit
dunner zijn dan de voedingskabel van het apparaat.
- Het is altijd verplicht om het apparaat te aarden met de
geel-groene geleider van de voedingskabel, waarop
het etiket (
) staat, terwijl de andere twee geleiders
moeten worden aangesloten op fase en neutraal van het
elektriciteitsnet.
4. WERKING TIJDENS HET LADEN
N.B.:Controleervoorhetladenofdecapaciteitvande
accu (Ah) die moet worden opgeladen niet lager is dan
decapaciteitdiestaataangegevenophetserieplaatje
vandeacculader(Cmin).Deinstructiespreciesinde
hieronderaangegevenvolgordeuitvoeren.
Documentatie kan worden gedownload in PDFformaat op
het volgende adres: www.telwin.com/usermanual