User Manual

5 Eerste stappen
21
Objectief verwisselen
Er kunnen uitsluitend objectieven worden gebruikt die op de
gebruikte camera zijn afgesteld. Het serienummer op het objectief
moet overeenkomen met het serienummer op het apparaat, zie
Beeld..., pagina 35. De herkenning van het objectief gebeurt
automatisch (niet VS).
> Apparaat voor verwisselen van een objectief uitschakelen.
> Voorkom dat het objectief eruit valt: houd het apparaat zo dat
het objectief naar boven wijst.
1. Objectief-bevestigingsring linksom tot de aanslag draaien (ca.
2 cm).
2. Objectief uitnemen.
3. Nieuw objectief plaatsen, zorg dat de witte markeringen op het
objectief en het apparaat aan elkaar zijn uitgelijnd.
4. Objectief-bevestigingsring rechtsom draaien.
Niet-gebruikte objectieven altijd in de daarvoor bedoelde doos in de
koffer bewaren.
> De objectiefring rechtsom tot de aanslag draaien, het objectief
in de doos leggen en deze sluiten.
De volgende stappen zijn alleen relevant voor de VS:
Na wissel van een objectief moet het nieuwe objectief in de camera
geactiveerd worden. Noteer of onthoud het serienummer (Serial
no.), dat op het objectief staat vermeld.
5. Op [
] drukken.
Als werd omgeschakeld van een groothoek- naar een telelens:
- De aanwijzing Geen lens/Verkeerde lens verschijnt.
> Op [OK] drukken om de aanwijzing te bevestigen.
Als werd gewisseld tussen twee groothoek- of tussen twee
telelenzen:
> [OK] | Configuratie… | [OK] | Beeld… | [OK].
- De dialoog Beeld wordt geopend.
6. Joystick naar boven/beneden bewegen om het ingezette
objectief te kiezen.
- Het geselecteerde objectief krijgt een oranje kader.
7. Functietoets [Toepassen] indrukken.
- De aanwijzing Instrument uitschakelen! verschijnt.
8. Op [
] drukken.
- Het instrument wordt uitgeschakeld.
> Om het instrument in te schakelen: Op [
] drukken.